Einde van een tijdperk
Met de uitvaart van prins Bernhard, vanmiddag, is een tijdperk afgesloten. Samen met zijn vrouw Juliana en zijn schoonmoeder Wilhelmina zette de prins een stempel op de Nederlandse geschiedenis van de twintigste eeuw. Ook al zijn in ons land constitutioneel de grenzen voor het Koninklijk Huis nauw, toch hebben de Oranjes altijd een belangrijke functie gehad als samenbindende factor in de samenleving.Op dat punt heeft prins Bernhard zeker grote verdiensten gehad. Niet alleen de veteranen, ook veel andere groepen hebben in hem hun held gezien. Mensen die in de knel of in de vergetelheid dreigden te raken, kregen bij de prins gehoor. Waar mogelijk wendde hij zijn invloed aan en zocht oplossingen. Dat droeg bij aan zijn grote populariteit.
In zijn lange leven heeft de gemaal van onze vroegere koningin de samenleving ingrijpend zien veranderen. Belangrijk scharnierpunt in die periode was de Tweede Wereldoorlog, waarin hij onvoorwaardelijk koos voor het verdedigen van ons land tegenover de Duitse bezetter.
Wellicht heeft de Nederlandse samenleving onvoldoende beseft hoe ingrijpend het voor hem was zich met hand en tand te verzetten tegen de legers van zijn geboorteland. Vroegere schoolkameraden waren zijn vijanden geworden.
In de halve eeuw na de oorlog beleefde de Nederlandse samenleving op allerlei terreinen een grote omslag. De verzuilde samenleving ontwikkelde zich naar een multiculturele maatschappij. Het christelijk, humanistisch stempel dat de samenleving rond 1950 droeg, vervaagde. Het individualisme en het libertijnse denken kregen de overhand.
De Oranjes slaagden er in zich aan de nieuwe omstandigheden aan te passen. Mede daardoor is de republikeinse lobby nooit een invloedrijke beweging geworden. Tot op de dag van vandaag kiest de meerderheid van ons volk nog altijd voor Oranje.
Keerzijde van dat aanpassingsvermogen van het koningshuis is dat de vloedgolf van secularisatie die na 1945 over Nederland spoelde ook hier zijn sporen trok.
Dat openbaarde zich zowel in levensstijl als in opvattingen. Het feit dat de koninklijke familie ervoor koos het lichaam van de prins op zondag van Paleis Soestdijk naar Den Haag over te brengen, is daar een voorbeeld van. Het besef dat daarmee afbreuk wordt gedaan aan de zondagsrust lijkt te zijn verdwenen.
Prins Bernhard heeft aan deze ontwikkeling geen weerstand geboden. En dat ondanks de boodschap die zijn vader hem had meegegeven. Die riep zijn zoon in 1925 bij het afleggen van zijn openbare belijdenis in de Lutherse Kerk ertoe op trouw te blijven aan zijn principes: „Vertrouw op God en blijf Hem tot je dood dienen zoals je vandaag hebt beloofd.”
Anders dan zijn vrouw, die zich al vroeg bezighield met vage spiritualiteit, was hij tot ver in de jaren vijftig voorstander van belijnd belijden. Zijn kersttoespraken tot leden van de hofhouding uit begin jaren vijftig tonen dat aan.
In 1953 wees hij het hofpersoneel op het baanbrekende van Gods genadewerk in de Heere Jezus. „Hij komt tot ons, die altijd weer te trots of te bang zijn om tot Hem te komen. Het Kerstkind weet onze onwil te elimineren, onze trots te breken en onze angst weg te nemen en het leidt ons tot de Vader.”
In de laatste kwarteeuw is van die heldere belijndheid weinig meer zichtbaar geweest. De prins zag zelden een kerk vanbinnen en poneerde zelfs dat het voor hem niet veel verschil maakte of hij een kerk, een synagoge of een moskee binnenstapte. Praktisch kwam hij daarmee uit bij dezelfde vage religiositeit waarvoor zijn vrouw reeds in de jaren vijftig koos.
Een nieuw tijdperk is aangebroken. Toen koningin Beatrix de scepter van haar moeder overnam, zei ze nadrukkelijk haar schild en betrouwen op God de Heere te willen stellen. Laten kerken en christenen hopen en bidden dat het leven met de Heere binnen ons koningshuis in de toekomst werkelijk gestalte krijgt.