Een schuilkelder kun je niet hamsteren
Ineens is de vrees uit de Koude Oorlog terug. De Prepshop draaft zichzelf voorbij. En waar waren die schuilkelders ook alweer?
Over de Prepshop in De Meern kon je een beetje lacherig doen: mensen konden zich daar „optimaal voorbereiden op een verstoring in het dagelijks leven of zelfs tijdelijk leven buitenshuis. Los van supermarkten, zonder energiebedrijven.” Dan gaat het over waterfilters, houdbaar voedsel, kampeerartikelen, EHBO-spullen.
In november 2018 kwam het Rode Kruis tijdens de Week van Ons Water met dringende adviezen: Maak een persoonlijk noodplan. En zorg ervoor dat je een noodpakket in huis hebt. Het Rode Kruis dacht daarbij vooral aan overstromingsgevaar, vanuit zee of omdat een rivier zijn oevers te buiten gaat.
De praktijk is echter weerbarstig: tijdens onderzoek van het Rode Kruis biechtte 76 procent van de ondervraagden eerlijk op niet goed voorbereid te zijn op een ramp. Minder dan een derde had voldoende water in huis. Bijna 10 procent had gewoon helemaal niets van alles wat het Rode Kruis graag in het pakket ziet. Medicijngebruikers deden het iets beter: bijna 60 procent van de ondervraagden had wel voor een week genoeg in huis.
De Prepshop –prep van het Engelse ”prepare”: je voorbereiden op iets– stelde een Denk Vooruitpakket samen. Maar nu zegt de winkel het op zijn website maar direct: „Door de enorme hoeveelheid bestellingen is het helaas niet mogelijk alle bestellingen binnen 1 werkdag te versturen. Houd rekening met een levertijd van 1-2 weken.”
Jodiumpillen
Maandag kwam het ministerie van Volksgezondheid met het advies aan apothekers en drogisten om per klant niet meer dan één doosje jodiumpillen te verkopen. „We willen hamsteren voorkomen, zoals dat destijds met toiletpapier gebeurde.” Die beschamende vertoning –net twee jaar geleden– kan zich maar zo herhalen als de paniek toeslaat. Oost staat weer scherp tegenover West, en je weet het allemaal maar niet.
De race voor wc-papier en paracetamol was nonsens. Het binnenhengelen van jodiumpillen is dat ook. De overheid wijst daar ook op: de kerncentrales in Oekraïne liggen duizenden kilometers ver weg. Dat is een relatief grote afstand voor stralingsdeeltjes. Zou de wind net uit het zuidoosten komen –zo vaak gebeurt dat niet– en radioactieve straling richting Nederland meevoeren, dan zijn de hoeveelheden straling te laag om er hier ziek van te worden. Preventief slikken is alleen maar ongezond. En als de pillen onverhoopt echt nodig zijn, deelt de overheid ze uit. Er is genoeg in voorraad. Niet kopen dus.
Een schuilkelder kun je niet hamsteren. Hier en daar ligt nog zo’n betonnen onderkomen uit de Koude Oorlog, maar ze zijn knap verwaarloosd en niet meer bruikbaar. Deurpakkingen ontbreken, filterbussen zijn verouderd en aan het ventilatiesysteem is geen onderhoud gepleegd, somt vicevoorzitter Pim van den Bos van de Stichting Cultureel Erfgoed Koude Oorlog (Sceko) op.
Soms staat er 10 of 20 centimeter water in de schuilkelder. Daardoor is er veel roestvorming aan meubilair en deuren. Zwarte schimmels kunnen huidirritatie, misselijkheid, ademhalingsproblematiek, gewrichts- en zenuwpijn tot gevolg hebben.
Sommige schuilgelegenheden hebben een andere functie gekregen, bijvoorbeeld voor de opslag van archief of om er een datakast te plaatsen. Tegen een directe inslag van raketten waren de kelders niet opgewassen. Ze werkten ook alleen als ze op overdruk werden gebracht, zodat gassen en radioactief materiaal niet konden binnendringen.
Toiletemmer
Tijdens de Koude Oorlog (1947-1989) adviseerde de Bescherming Bevolking (BB) thuis een schuilplaats aan te leggen. De openbare schuilgelegenheden waren alleen bestemd voor mensen die op straat liepen en daar werden overvallen door luchtalarm. In een schuilkelder konden tussen de 50 en de 200 personen terecht. Parkeergarages en metrostations konden meer mensen onderdak bieden; metrostation Beurs in Rotterdam bijvoorbeeld wel 15.000 personen. Bedrijven hadden soms een eigen schuilkelder.
De kelders waren ingericht naar de luxe van die tijd. Zonder toilet soms; voor vijftig mensen was er dan één emmer achter een douchegordijntje.
Veel gebouwen van de overheid, de Nederlandse Spoorwegen en Rijkswaterstaat beschikten over schuilgelegenheden van waaruit de belangrijkste werkzaamheden in oorlogstijd konden worden voortgezet. Onder het Schedeldoekshavencomplex in Den Haag was tot 2013 een noodzetel ingericht voor de crisiscentra van de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken.
Commandoposten
De BB was in 1953 opgericht om „de bevolking en haar bezittingen zoveel mogelijk te beschermen tegen de onmiddellijke gevolgen van oorlogsgeweld.” Wervingsposters toonden twee kinderen: ”Doe het voor ons; ga óók in de BB”. Nederland werd in 43 kringen verdeeld, met commandoposten in versterkte onderkomens. Daarvoor werden kelders gebouwd of bestaande forten en bunkers gebruikt. Vanuit die vestingen konden hulpverleners worden aangestuurd.
Er waren directe telefoonverbindingen met de burgemeester, het ziekenhuis en de provinciale commandopost. Rond 1983 telde de BB 750 personeelsleden en 175.000 vrijwilligers en noodwachten. De organisatie had toen een budget van 90 miljoen gulden.
Al voordat de Koude Oorlog ten einde kwam, werd de BB opgeheven. Hulp bij rampen is sindsdien een taak van brandweer en Rode Kruis. De BB was iets voor een museum; het is gevestigd in commandobunkers in het Zuid-Hollandse Rijswijk en het Friese Grouw.
Wie de website van het Museum Bescherming Bevolking opent, krijgt oude auto’s, oude meubels en zwart-witfoto’s van gehelmde mannen te zien. De Nationale Collectie Bescherming Bevolking, opgericht in 2000, is al geen zelfstandig museum meer en werd in 2015 geïntegreerd in het Nationaal Veiligheidsinstituut.
Sceko beheert twee schuilkelders in Rotterdam en stelt die af en toe open voor publiek: naast de Kunsthal in het Museumpark en in de middenberm van de Schiebroekselaan. Op forten.info worden er nog meer genoemd. Halverwege de jaren tachtig zette het ministerie van Binnenlandse Zaken echter een streep door het schuilkelderbeleid.
Cubacrisis
Dit jaar is het zestig jaar na de Cubacrisis. Stichting Cultureel Erfgoed Koude Oorlog kondigde aan in het weekend van 22 en 23 oktober zo veel mogelijk objecten die verband houden met de Koude Oorlog open te willen zien: luchtwachttorens, al dan niet ontmantelde vliegbases en ook het inundatiegebied langs de IJssellinie. Inmiddels is er geen herdenking meer nodig om de belangstelling voor de Koude Oorlog te doen opflakkeren.