Met de klas praten over de oorlog in Oekraïne
Mag je Poetin vermoorden? En wat bezielt hem om Oekraïne binnen te vallen? Het zijn vragen die leven bij jongeren in een van de havo 4-klassen van de Pieter Zandt scholengemeenschap, blijkt donderdagmiddag het vijfde uur in Kampen.
„Komen er bij ons nu Oekraïners in huis?” vroeg de 11-jarige dochter van docent geschiedenis Theo Mulder aan haar vader. Een andere jongere die Mulder pas sprak, werd naar van het nieuws, vertelt hij. De leraar wil met de voorbeelden richting zijn leerlingen illustreren hoe divers de oorlog tussen Rusland en Oekraïne leeft bij jongeren.
Dat het in Mulders klas ook uiteenloopt, blijkt wel bij de opdracht die hij aan het begin van de les aan de havisten geeft. „Iedereen krijgt een post-it. Schrijf daarop of je begrip hebt voor Poetins daden of niet. Zo ja, plak het briefje links van het bord. Zo nee, hang het dan rechts van het bord op. Bedenk wel dat begrip hebben niet hetzelfde is als Poetin verdedigen of het met hem eens zijn.”
Het duurt even, maar dan komen de eerste leerlingen naar voren. Massaal onbegrip blijft uit. Op een gegeven moment hangen er zelfs meer briefjes links dan rechts. Uiteindelijk moet begrip voor Poetin het wel afleggen, met vijf tegen acht.
Mulder roept Tineke naar voren om haar de linker briefjes te laten voorlezen. „Oekraïne was eerst van Rusland, dus is het logisch dat Poetin het land terug wil”, valt op een van de post-its te lezen. Een andere leerling schrijft dat de Russische president vastzit in een tunnelvisie. „Hij is in zijn eigen verhalen gaan geloven. Oekraïne ziet hij als een bedreiging, terwijl dat het niet is.” Anderen houden het erop dat het voor Rusland „niet chill” is als Oekraïne bij de NAVO komt en dat Poetin als een hond is die jarenlang weinig te eten krijgt. „Hij is al heel lang gekleineerd. Nu komt de opgekropte woede daarover naar buiten en wil hij de macht grijpen.”
Begrip
Mulder zegt dat hij zo veel begrip niet had verwacht. „Een kijkje nemen aan de andere kant is bij geschiedenis heel belangrijk”, motiveert hij in de klas de keuze voor de startopdracht. „Waarom voert Poetin oorlog? Is hij een idioot? Veel mensen hebben het idee dat ze met het voor gek verklaren van de Russische president zijn handelen doorgronden. Want hij doet dit omdat hij niet goed bij z’n hoofd is, redeneren ze.”
Volgens Maria een gevaarlijke gedachtegang. „Daardoor wordt Poetin onvoorspelbaar.” Een mooie reactie, vindt Mulder. „Als ik weet hoe Poetin redeneert, kan ik daarop reageren. Dat zeg jij eigenlijk.”
Aan de andere kant zijn er meer leerlingen die geen begrip hebben voor de Russische poging tot landjepik dan wel. „Veel Russen staan zelf niet eens achter de oorlog”, schrijft een leerling op een briefje. Een ander is bang dat Poetin na Oekraïne te hebben ingenomen, doorstoot naar de rest van Europa. Een volgende briefschrijver wijst erop dat Poetin niet eens met Oekraïne heeft gepraat voor hij het land de oorlog verklaarde. Volgens Gert, die de bijdragen van zijn klasgenoten voorleest, klopt dat niet, maar gelegenheid om dat toe te lichten krijgt hij niet van zijn docent.
De vraag naar begrip voor Poetin stelde Mulder omdat hij het te makkelijk vindt om te blijven hangen bij hoe erg het is wat er in Oekraïne gebeurt, zegt de docent na afloop van de les. „Ik denk niet dat ik daarmee de situatie recht had gedaan.” Tegelijk zegt Mulder: „Ik vraag me wel af of ik de oorlog genoeg heb belicht vanuit het oogpunt van Oekraïne. Want het is onmiskenbaar erg wat daar gebeurt.”
Wat in elk geval wél ruimschoots in de les aan bod komt, is het verzet tegen Poetin in zijn eigen land. Mulder laat een foto van de gevangengenomen oppositieleider Aleksej Navalny zien en het commentaar dat hij daarbij levert spreekt boekdelen: „Deze man is een held. Ik snap niet hoe hij zo moedig kan zijn. Vanuit het strafkamp waar hij is opgesloten, roept hij op tot protest. En dat terwijl hij weet dat ze hem heel makkelijk koud kunnen maken.”
Als ander voorbeeld van Russische oppositie laat Mulder een foto zien van Aleksandr Litvinenko, een voormalig medewerker van de Russische veiligheidsdienst, die in 2006 in Engeland werd vergiftigd.
In combinatie met de oorlog in Oekraïne roepen de incidenten bij Annelien de vraag op of het vermoorden van Poetin voor vrede zou kunnen zorgen. Dat levert veel rumoer op in de klas. „Dan verandert er niks”, meent een leerling. Een ander weet een betere oplossing: „Gaat die gast nooit met pensioen?” Maria vindt het ombrengen van Poetin geen bijster goed idee. „Als er een aanslag plaatsvindt, komt die waarschijnlijk uit een NAVO-land. Dan zijn we Poetin kwijt, maar hebben we een Derde Wereldoorlog. Of een Rus zou het moeten doen.” Merel: „Dan krijg je een burgeroorlog. Wat voor nut heeft het om Poetin te vermoorden? Als je tegen geweld bent, kun je nooit Poetin dood wensen.”
Tessa vult aan: „Het is ook niet christelijk.” „We moeten bidden dat dit stopt”, vindt Maria. Geerten haalt de Bijbel erbij: „Wie andermans bloed vergiet, diens bloed zal vergoten worden.”
Nog even vraagt Mulder om centrale aandacht. Hij wil naar een heikel onderdeel van de oorlog in Oekraïne: de steun van FVD-voorman Thierry Baudet voor de Russische president Vladimir Poetin. „Baudet vindt dat Poetin een punt heeft als hij zegt dat wij in het Westen arrogant zijn. We zijn modern, we respecteren de mensenrechten en spreken Poetin daarop aan. Maar die vindt dat we naar onszelf moeten kijken. Kinderen krijgen bij ons te horen dat ze geen jongen of meisje zijn, zegt hij. De genderideologie gooit alles op zijn kop en Poetin is bang dat we dat naar Rusland toe brengen. Maar dat gebruikt hij als smoesje, zodat hij christenen het idee geeft dat hij beschermt wat zij belangrijk vinden.”
Maria gelooft er niks van dat Poetin zich bekommert om kinderen of om hun kwaliteit van leven. „Hij schiet op ziekenhuizen”, brengt ze ertegen in, verwijzend naar beelden van jonge kankerpatiëntjes die in de schuilkelder van een hospitaal veiligheid zoeken tegen bommen.
Eigenlijk is Mulder bezig om met zijn leerlingen de Tachtigjarige Oorlog te behandelen, vertelt hij nadat de leerlingen het lokaal uit zijn gestroomd. Voor één keer stapt hij van zijn lesprogramma af. „Deze bijzondere omstandigheden zijn uniek sinds de Tweede Wereldoorlog”, licht de docent zijn keuze toe. „In een les geschiedenis probeer je gebeurtenissen uit het heden te duiden vanuit het verleden. Dan kun je niet om deze oorlog heen. Temeer omdat het veel leerlingen bezighoudt.”
Omdat na het vijfde uur de lunchpauze aanbreekt, leest Mulder aan het eind van de les Psalm 91. „Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen.” Overbekende woorden klinken door het lokaal. „Zorg dat je persoonlijk die schuilplaats vindt”, voegt Mulder de leerlingen toe. „Want dan ben je écht veilig.”