Ongewisse liefde
„Die de bruid heeft, is de bruidegom.” Johannes 3:29a
Wie is de erfgename? Want de schriftelijke bekendmaking vooraf zegt: voor de erfgename. De erfgename is de Kerk en haar volheid, waarover Paulus zegt: „Ik heb immers ten huwelijk gegeven aan één Man om u voor te stellen als een reine maagd aan Christus.” En Johannes zegt: „Degene die de bruid heeft, is de bruidegom.”
De doorsneebruidegom echter laat na de eerste dagen de onstuimigheid van zijn liefde wat bedaren; onze Bruidegom daarentegen blijft ons voortdurend beminnen en wakkert de begeerte van de liefde nog meer aan. Om dat duidelijk te maken, noemt hij Christus een bruidegom, vanwege die innige liefdesbetrekkingen.
Maar hij noemde haar niet daarom alleen „bruid”, maar ook omdat Hij wil dat allen één lichaam zijn en één geest, zoals de deugd en de liefde ons vragen. Zoals de bruid alles doet om de man te behagen, zo moeten wij ons ook opstellen. Zoals de bruid op de bewuste dag in haar bruidsvertrek is gaan zitten, terwijl ze zich over maar één ding bezorgd maakt, namelijk hoe ze de bruidegom zal behagen, laten we ons zo ook nu op één ding richten, nu we in dit leven staan, namelijk hoe we de Bruidegom kunnen behagen en de fraaie toerusting van de bruid voortdurend kunnen bewaren. Aan deze bruid herinnert David ons als hij zegt: De koningin stond aan uw rechterhand, in met goud doorstikte kleding gekleed.
Johannes Chrysostomus, aartsbisschop te Constantinopel
(”Psalm 5”; 2010)