Cultuur & boeken

Kerkelijk geldbeheer: met ziel en zakelijkheid

Kerk en geld vormen de eeuwen door een spanningsvolle combinatie. Soms wordt onder geestelijke druk geld losgeklopt bij de leden. Haaks daarop staat de houding waarbij de gemeente wordt geleid als een onderneming. Prof. dr. Leon van den Broeke: „Ik pleit voor een geestelijke benadering met een zekere nuchterheid.”

4 February 2022 18:34
Prof. dr. Leon van den Broeke. beeld RD, Anton Dommerholt
Prof. dr. Leon van den Broeke. beeld RD, Anton Dommerholt

Dr. Van den Broeke werd vreemd aangekeken wanneer hij vertelde dat hij na zijn opleiding als organisatie- en bedrijfskundige theologie ging studeren. Voor bedrijfskundigen was het een onbegrijpelijke stap. Op de theologische faculteit hadden ze geen boodschap aan zijn bedrijfskundige kennis. Het typeert de diepe kloof tussen beide werelden.

Na een loopbaan als gemeentepredikant en consultant in het bedrijfsleven is dr. Van den Broeke nu hoogleraar rechtstheologie en kerkrecht aan de Theologische Universiteit Kampen en universitair hoofddocent religie, recht en samenleving aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Onlangs verscheen onder zijn redactie het boek ”Goed, geld en geloofsgemeenschappen”. Directe aanleiding was het wetsvoorstel ”transparantie van maatschappelijke organisaties”, waartoe ook kerken worden gerekend. De overheid wil meer zicht krijgen op de geldstromen van religieuze gemeenschappen. Die wens ontstond nadat bekend werd dat een aantal imams en moskeeën in Nederland wordt gesteund met geld uit de Arabische wereld.

Een bijkomende reden om het boek te schrijven, was het krimpende budget van een toenemend aantal kerken. Door ledenverlies en veranderd geefgedrag onder jonge leden. „Voor hen is de kerk een van de vele goede doelen, die niet meer per definitie bovenaan staat.” De publicatie wint nog aan actualiteit door de coronapandemie. Die vroeg van kerken niet alleen een andere manier van samenkomen, maar ook van collecteren en bezinning op de relatie tussen geld en geloof.

Twee talen

Opvallend is voor dr. Van den Broeke dat op het kerkelijk erf twee verschillende talen worden gesproken. Enerzijds de theologische taal van de voorgangers en ambtsdragers die zich bezighouden met prediking, pastoraat, catechese, evangelisatie en ander inhoudelijk kerkelijk werk. Anderzijds de taal van kerkrentmeesters en kerkelijke bestuurders die zich moeten richten op de stoffelijke belangen.

„De laatste groep heeft soms de neiging eenzijdig naar de financiële cijfers te kijken. Kerkenraden vinden de boekhoudkundige kant van de kerk vaak ingewikkeld en oninteressant. Ze zijn liever bezig met de wereld van de spiritualiteit. Dat geldt zeker de voorgangers. Die hebben in hun opleiding nauwelijks aandacht voor de zakelijke kant van de kerk meegekregen. Geld beschouwen ze als een noodzakelijk kwaad.”

Zolang de penningmeester zwarte cijfers kan laten zien, levert de gespletenheid hooguit wat frictie op. Dat verandert als de bodem van de kas in zicht komt. „Je zult dan concrete beslissingen moeten nemen. Wat doen we met het kerkgebouw? Moet de voorganger parttime gaan werken? Kunnen we straks nog wel een nieuwe predikant beroepen? Dan ontstaan meer dan eens emotionele taferelen, mede omdat men elkaars taal niet verstaat. Het zakelijke zou wel wat geestelijker mogen worden beschouwd en het geestelijke met wat meer nuchterheid.”

Integrale geloofshouding

De Kamper hoogleraar bepleit een „integrale geloofshouding.” „De wereld van God en die van het geld zijn geen gescheiden domeinen. Het nadenken over het huishoudboekje van de gemeente en de financiën van de lokale en de landelijke kerk mag daarom niet worden overgelaten aan een aantal experts, al heb je die hard nodig. Het dient een zaak van gemeenschappelijke bezinning te zijn. Dat voorkomt bij afnemende inkomsten een houding waarin bezuinigingsmaatregelen centraal staan. Er moet ook aandacht worden besteed aan Bijbels geefgedrag. Deze bezinning kan zelfs bij een afnemend aantal leden tot een toename van de inkomsten leiden. Wezenlijk is dat het uitdelen van verkregen middelen een centrale plaats houdt in het denken over kerkelijke gelden. De diaconale collecte blijft de belangrijkste.”

Het gesprek over geld moet niet plaatsvinden aan de hand van een Excelsheet met de inkomsten en uitgaven, maar bij een open Bijbel en met gebed, benadrukt dr. Van den Broeke. „Ik pleit voor een geestelijke benadering van het geldbeheer, met daarbij een zekere nuchterheid en een ontspannen geloofshouding. Als we aan het begin van elke eredienst belijden dat onze hulp is van de Heere Die hemel en aarde gemaakt heeft, mogen we ook verwachten dat Hij wegen baant in lastige financiële omstandigheden.”

Doorpakken

Frustrerend voor de zakelijke bestuurders van de kerk is de vaak trage kerkelijke besluitvorming. „Ze willen doorpakken en hebben de neiging om te snel te gaan. De predikant en de ouderlingen denken dan: Wacht even, we runnen hier niet een tent, het gaat om Christus’ kerk. Daar hebben ze gelijk in, maar ook op financieel gebied moeten er wel knopen worden doorgehakt.”

Als het aan de kerkrechtdeskundige ligt, komt er in het curriculum voor aankomende predikanten meer aandacht voor de financiële, administratieve en organisatorische kant van het kerkelijk leven. „In Kampen kunnen studenten al kiezen voor het vak ”theologie en bedrijf” en ”theologie en samenleving”. Ook in mijn colleges kerkrecht probeer ik die velden mee te nemen. Predikanten zijn er niet alleen voor de verkondiging van Gods Woord, ze zijn vanuit die verkondiging ook voluit medeverantwoordelijk voor de organisatie van de kerk.”

De betrokkenheid van de gemeenteleden op het wel en wee van de gemeente, materieel en immaterieel, is doorgaans het grootst in kerken die bottom-up zijn georganiseerd. „Dat geeft een sterker gevoel van verantwoordelijkheid. De keerzijde is dat lastige materiële besluiten meer pijn doen. Het valt niet mee om een kerkgebouw te moeten verkopen waaraan opa heeft getimmerd en waarvoor moeder de gordijnen naaide. Dat was de situatie in veel afgescheiden kerken.”

Opperkerkvoogd

De Nederlandse Hervormde Kerk was lange tijd gemodelleerd naar het ideaal van koning Willem I. „Die trad op als een soort opperkerkvoogd. Intussen is de situatie radicaal veranderd. De Nederlandse kerken, inclusief de Protestantse Kerk in Nederland, krijgen geen financiële steun van de staat, afgezien van bepaalde vormen van hulpverlening die vanuit kerken worden georganiseerd en de bekostiging van theologische opleidingen.”

Tot nu toe vallen kerken wel onder de algemeen nut beogende instellingen (ANBI), waardoor onder voorwaarden giften aan de kerk fiscaal aftrekbaar zijn. De overheid wordt daarin wel kritischer. Zo vraagt het wetsvoorstel ”transparantie van maatschappelijke organisaties” dat bij donaties vanaf 15.000 euro duidelijk is wie de gever is. „Dat kan het geefgedrag beïnvloeden”, vreest dr. Van den Broeke. „Gezien de geseculariseerde politieke arena is het overigens de vraag hoe lang kerken hun ANBI-status zullen behouden. Aan de andere kant valt moeilijk te ontkennen dat ze heel veel vrijwilligers leveren voor allerlei maatschappelijk en sociale activiteiten.”

Prijs

Mede in dit licht vindt de Kamper hoogleraar het volkomen terecht als kerken optimaal gebruik proberen te maken van de fiscale aftrekmogelijkheden. Bijvoorbeeld door gemeenteleden te wijzen op de mogelijkheid van (notarieel) vastgestelde periodieke giften, donaties vanuit de winst van een onderneming en legaten, met de daarbij behorende fiscale voordelen. „Als de overheid bepaalde regelingen in het leven roept, mag je daar gebruik van maken. Het is begrijpelijk dat om transparantie wordt gevraagd. Omgekeerd mag die van de overheid zelf worden verwacht. De toeslagenaffaire laat zien dat het juist daar met de transparantie niet al te best is gesteld.”

Zeker in een seculiere samenleving acht dr. Van den Broeke het onwenselijk dat geloofsgemeenschappen financieel afhankelijk zijn van de staat. „Voor die steun betaal je altijd een prijs. Dat laat ook de kerkgeschiedenis van ons eigen land zien. Daartegenover weten we door ruim twintig eeuwen kerkgeschiedenis dat druk het geloofsleven juist een positieve impuls kan geven. Ik ben er niet blij mee dat veel kerken het momenteel financieel moeilijk hebben, maar als ze te rijk zijn en geld oppotten, kun je je afvragen of het Bijbels bezien wel goed zit.”

Boekgegevens

God, geld en geloofsgemeenschappen, Leon van den Broeke (red.); uitg. KokBoekencentrum; 160 blz.; € 17,99

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer