„Geestelijk verzorger nieuwe stijl op komst”
„In de toekomst zullen mensen betrekkelijk individueel op zoek gaan naar antwoorden op levensvragen. Er zal sprake zijn van ”wilde devotie”: toewijding aan het hogere, zonder institutionele kaders. Geloven op maat wordt belangrijk. Daar krijgen ook geestelijk verzorgers mee te maken.”
Dat is de mening van prof. dr. H. Stoffels, hoogleraar godsdienstsociologie aan de Vrije Universiteit (VU) te Amsterdam. Hij sprak maandag in het Academisch Ziekenhuis Groningen (AZG) tijdens een symposium over geestelijke verzorging, dat als titel had: ”Klant is koning”.
Geestelijke verzorging heeft zowel een plaats in ziekenhuizen als in andere tehuizen, de krijgsmacht en bij justitie. De godsdienstsocioloog meent dat het belangrijk is voor de geestelijk verzorgers om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. Hun taak is het luisteren naar patiënten, het geven van raad op ethisch terrein en het aanbieden van rituelen op maat. Duidelijk is, volgens hem, dat rituelen voor de postmoderne mens belangrijk zijn. Licht, muziek en beweging spelen hierbij een grote rol.
Vooraf had prof. dr. Stoffels een aantal verwachtingen voor het jaar 2014 op levensbeschouwelijk gebied gepresenteerd. De belangrijkste daarvan is dat de betekenis van godsdienst in het publieke domein nog kleiner wordt. Over tien jaar zal slechts een kwart van de bevolking tot een christelijke kerk behoren. Tot nu toe zijn het alleen de orthodoxe protestanten, de evangelische beweging en migrantenkerken die er in aantallen niet op achteruitgaan.
Volgens hem zal in 2014 ongeveer tweederde van de Nederlandse bevolking geen binding meer met een kerk hebben. Het grootste gedeelte van de bevolking zal gaan bestaan uit agnosten (zij die het niet weten) en ietsisten (zij die menen dat er iets hogers is). Hierbij noemde de hoogleraar de naam van de bekende voetballer Johan Cruijff, die gezegd heeft: „Ik geloof wel dat er iets anders is.”
Ook mevrouw dr. H. Zock, universitair docent godsdienstpsychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), meent dat de geestelijk verzorger moet inspelen op de veranderde tijd. Ze ziet de geestelijk verzorger veranderen van een aan de kerk gelieerd iemand naar een vertrouwenspersoon die mensen emotioneel begeleidt in moeilijke perioden en bij zingevingvragen „existentiële counseling” biedt. „De geestelijk verzorger nieuwe stijl zal fungeren als bruggenhoofd om op een andere manier met instituties om te gaan”, aldus Zock.
Het is voor haar niet nodig dat geestelijk verzorgers een religieuze binding hebben. „Ze kunnen ook zonder zo’n binding mensen bijstaan en helpen zoeken naar zingeving.”
Daarmee was dr. H. Veltkamp, lid van het algemeen bestuur van de beroepsvereniging voor geestelijk verzorgers (VGVZ), het grotendeels eens. Toch benadrukte hij dat geestelijk verzorgers ambtelijk gebonden moeten zijn. Die binding hoeft er volgens hem niet per se te zijn met een kerk of het Humanistisch Verbond. Het betekent voor zijn vereniging dat de geestelijk verzorger een herkenbare plaats heeft en dat hij of zij „ergens voor staat.” „De sectoren binnen de VGVZ blijven bestaan. Er zal gezocht worden naar een nieuwe vorm van binding.”
Dr. Veltkamp gaf aan dat geestelijk verzorgers meer werk krijgen naarmate het met kerken en levensbeschouwelijke gemeenschappen minder goed gaat. „De zingevingsvragen van mensen blijven, zelfs meer en heviger dan voorheen, maar ze worden dikwijls niet meer gesteld.”
Vaak gaan mensen naar de dokter, aldus Veltkamp, en praten ze over lichamelijke klachten, terwijl er een ondergrond is van zingevingvragen. „De geestelijk verzorger zal ook in aanraking komen met dergelijke patiënten. Het is voor hem zaak om de achterliggende vragen naar boven te halen.”
Zingeving is ook belangrijk voor ouderen, is de mening van prof. dr. J. Slaats, hoogleraar interne geneeskunde en geriatrie aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Hij vraagt zich af of het verstandig is om oudere mensen met allerlei kwalen nog langer te behandelen als ze geen enkele vorm van welbevinden kennen. Volgens hem is de geneeskunde te veel bezig met het „interne comfort” van mensen als een op zichzelf staand iets. Hij meent dat het vragen van mensen om een behandeling soms doorgeslagen is.