Dichtbij het Koninkrijk
Mattheüs 28:8
„En de dwazen zeiden tot de wijzen: Geeft ons van uw olie, want onze lampen gaan uit.”
De dwaze maagden hadden een schone belijdenis, zoals blijkt uit de gelijkenis. Ze hadden een soort ernst. Zij vroegen om genade: „Geef ons van uw olie.”
Daaruit blijkt, dat zij vér gingen en de weg en het uiterlijk van de wereld verlieten. Toch waren zij met dit alles, slechts dichtbij het Koninkrijk Gods. Hieruit blijkt dat iemand een heel eind kan meegaan op de weg naar de hemel, zonder er toch ooit in te komen.
Het is eigenaardig, hoe dicht een kind van God naar de put van de hel kan gaan en nochtans ontkomen kan, en hoe anderen een heel eind op de weg naar de hemel kunnen gaan en evenwel er nooit binnenkomen.
Daarom zal ik laten zien, hoe iemand dichtbij het Koninkrijk Gods kan komen en nochtans de hemel niet zal ingaan en aantonen, wat hem ontbreekt, wat degene, die dit Koninkrijk beërft, (wel) bezit. Hoe ver kan nu een man of vrouw komen op de weg naar de hemel en toch dichtbíj, maar niet ín het Koninkrijk zijn? Er zijn enkele kenmerken van hen, die een heel eind vorderen en toch slechts nabij en niet ín het Koninkrijk der hemelen zijn. Zij kunnen een uitnemende belijdenis en enige mate van kennis hebben en toch slechts nabij het Koninkrijk zijn. Paulus veronderstelt, dat iemand al de verborgenheden en al de wetenschap wist en toch niets was (1 Korinthe 13:2).
James Renswick, predikant in Schotland
(”In tijden van vervolging” 1939)