Niet veraf
Markus 12:34a
„En Jezus ziende, dat hij verstandelijk geantwoord had, zei: Gij zijt niet verre van het Koninkrijk Gods.”
Er zijn in de wereld twee koninkrijken: God heeft een koninkrijk en van satan kan gezegd worden, dat hij een koninkrijk in de wereld heeft. Hoewel het ook waar is, dat God zelfs onder de verdoemden een koninkrijk heeft, waarin Hij in Zijn rechtvaardigheid verheerlijkt zal worden. Daaronder vallen zelfs de uitverkorenen vóór hun bekering. Want Christus is in de wereld gekomen om de werken des duivels te vernietigen.
Hij heeft een koninkrijk, dat is Zijn zichtbare kerk. Zijn kerk is Zijn bijzonder koninkrijk. Ik bedoel de verkiezing volgens vrije genade, want Hij heeft een koninkrijk binnen een koninkrijk: een onzichtbaar binnen een zichtbaar koninkrijk.
Om tot de woorden van onze tekst te komen, zal ik u niet vermoeien om alle zaken in de voorafgaande verzen te herhalen. In het 28e vers is er een gesprek tussen Christus en een van de schriftgeleerden, die verstandig antwoordde. Hij vroeg onze Heere: „Wat is het eerste en grootste gebod?” En toen Christus hem de hoofdsom van alle geboden verteld had, antwoordde de schriftgeleerde: „God lief te hebben uit geheel het hart, geheel het verstand, geheel de ziel en uit geheel de kracht en de naaste lief te hebben als zichzelf, is meer dan alle brandoffers en de slachtofferen.” Toen antwoordde Christus hem opnieuw en zei: „Gij zijt niet ver van het Koninkrijk Gods.”
James Renswick, predikant in Schotland (”In tijden van vervolging”, 1939)