Na toorn ontferming
Jesaja 4:2
„Te dien dage zal des Heeren Spruite zijn tot sieraad en tot heerlijkheid, en de Vrucht der aarde tot voortreffelijkheid en tot versiering voor degenen die het ontkomen zullen in Israël.”
Gewoonlijk tempert de Heere de bedreigingen van Zijn toorn met liefelijke beloften van Zijn weldaden. Als Hij zware oordelen over een volk dreigt uit te voeren, dan eindigt dat dreigement dikwijls in zachte zegeningen. Zo gedenkt de Heere in het midden van Zijn toorn nog aan ontferming (Habakuk 3:2). Hij snijdt bedreigd onheil nooit de hoop af van Zijn beminden. Zelfs in Zijn grote toorn doet Hij niet twijfelen aan de onfeilbaarheid van Zijn beloften, aan de onveranderlijkheid van Zijn verbond en aan de duurzaamheid van Zijn genade. Daarom mengt Hij Zijn toorn altijd met ontferming en Zijn bedreigingen met beloften. Hij handelt met Zijn volk meestal gelijk als met het volk Israël, toen het optrok naar Kanaän en te Mara kwam, waar zij het bittere water niet konden drinken. Toen beschikte de Heere een hout om het water zoet te maken. En als zij in het hete zand van de woestijn Zin dachten van dorst te sterven, opende Hij voor hen een rots, waar het water uit voortvloeide.
Zo mengt God het bittere nog altijd met het zoete, Zijn verbolgenheid met goedheid. In de Heilige Schrift zijn daarvan vele voorbeelden te noemen, die een zonneklaar bewijs geven van Zijn beloften. De profeet Jesaja heeft zware dreigementen over het Joodse volk uitgesproken, maar laat daarop voor de gelovigen de liefelijke troostbelofte volgen van de komst van de Messias.
Abraham Hellenbroek, predikant te Rotterdam
(”De evangelische Jesaja”, 1710)
Abraham Hellenbroek werd op 3 december 1658 geboren in Amsterdam. Als predikant diende hij Zwammerdam, Zwijndrecht, Zaltbommel en –van 1695 tot 1728– Rotterdam. In de Rotterdamse Laurenskerk preekte hij vele malen over het Bijbelboek Jesaja. Nog tijdens zijn leven verschenen die preken in gedrukte vorm: ”De evangelische Jesaja”.