Tot eeuwig behoud
Johannes 3:17
„Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden.”
Hiervan heeft de Zaligmaker, in heel Zijn leven en wandel hier op aarde, de helderste en krachtigste blijken gegeven, als Hij liet zien in alles wat Hij sprak of deed, dat Hij nooit het verderf en de eeuwige rampzaligheid van de zielen der mensen zocht, maar juist geheel het tegendeel. In het gedrag en de wandel van de Heiland zien wij dat tot onze overtuiging. In alles wat wij van Hem zien, worden wij de helderste en krachtigste blijken en verzekeringen gewaar van Zijn oneindige mensenliefde. Daarvan kon God getuigen: Dat Hij zo waarachtig als Hij leeft, geen lust had aan de dood der goddelozen, maar daarin, dat ze zouden leven en zich tot Hem bekeren.
O, om van deze zalige en allerdierbaarste waarheid overtuigd te worden, hebben wij onszelf, bij Gods licht en Geest, veel te oefenen in de overweging en beschouwing van al ’s Heilands lering en wandel hier op aarde onder de mensen. Dan zal het blijken, dat –hoewel Hij de macht had om alle mensen voor eeuwig te verderven– Hij nochtans niemands verderf of rampzaligheid ooit gezocht of uitgewerkt heeft, zelfs niet de ondergang van zijn allergoddelooste vijanden, die Hem gekruist en gedood hebben.
Theodorus van der Groe, predikant te Kralingen
(”Uitmuntende en uitgezochte predikatiën”, 1764)