Twaalfjarig Bestand: rustige tijd vol onrust
Het was in 1621 twaalf jaar lang stil geweest. Geen wapengekletter. Maar dat jaar kwam er een eind aan het Twaalfjarig Bestand. In de bestandsjaren leek de wens tot vrede het te winnen van de wil tot hervatting van de oorlog.
In april 1621 was het bestand voorbij. Toch hadden heel weinig mensen hoop op vrede. Hoezo? Wie was er zo oorlogszuchtig? Waarom was vrede onbereikbaar geworden?
Toen het Twaalfjarig Bestand in 1609 inging dreigde heel dichtbij een oorlogsvuurtje te gaan branden. Vlak bij de grens met Duitsland, net ten oosten van Limburg en Gelderland, lagen de verenigde vorstendommen Kleef, Gulik en Berg – in het Duits: Kleve-Jülich-Berg. Daar hoorden nog drie kleinere regio’s bij: Mark, Ravensberg en Ravenstein – alles bij elkaar een kleine lappendeken. Ze maakten deel uit van het ”Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie”.
In het voorjaar van 1609 overleed de hertog van Gulik-Kleef-Berg, Johann Wilhelm. De man was kinderloos en leed aan psychische zwakte. Hij was nog maar nauwelijks begraven of meerdere vorsten maakten aanspraak op de erfenis. Als eerste liet zich horen de protestantse vorst van Palts-Neuburg, Wolfgang Wilhelm. Hoewel hij protestants opgevoed was, speelde hij met de gedachte om rooms-katholiek te worden, omdat er politiek meer voordeel mee behaald kon worden.
De pas tot het protestantisme bekeerde keurvorst van Brandenburg, Johann Sigismund, was ook van de partij. Hij zag juist meer gewin in zijn overgang naar de Reformatie. De rooms-katholieke keizer Rudolf II zag dit alles met lede ogen aan en eiste toen alle gebieden voor zichzelf op. Het was een grote puzzel geworden.
Prins Maurits
In buurland Nederland zou in 1609 juist een wapenstilstand met Spanje worden ingesteld. Maar nu er bij de oosterburen een politiek conflict ontbrandde, was prins Maurits als hoogste bevelhebber niet van plan al zijn wapens neer te leggen. Hij wilde beslist voorkomen dat er een Habsburgse, dus rooms-katholieke machthebber in de verenigde vorstendommen aan de macht kwam. Dat zou wel voordelig zijn voor de Spaanse Nederlanden, maar te veel onzekerheid veroorzaken in de Noordelijke Nederlanden. Nu had Maurits al te maken met een complicatie in die regio: oostelijk van de IJssel was de stad Grol (nu: Groenlo) in 1609 een door Spanjaarden bezette locatie; dat gold ook van het gebied ten zuiden van Nijmegen dat bekend stond als Opper-Gelre.
Maurits was niet blij met het Twaalfjarig Bestand. En daarom –wel of geen bestand– prins Maurits greep in de erfeniskwestie in door Gulik te veroveren, dat hij vervolgens schonk aan de protestantse erfgenamen van Brandenburg en Palts-Neuburg. Maurits veroverde op Kleefs gebied nog een aantal plaatsen, zoals Emmerich, maar ondernam verder geen actie tegen de Spanjaarden.
In 1613 veroverde de Spaanse generaal Spinola in opdracht van de beide aartshertogen van de Spaanse Nederlanden de Rijnstad Wesel. En hij droeg die vervolgens over aan de rooms-katholiek geworden vorst van Palts-Neuburg. De Spanjaard veroverde nog wel Sittard en enkele kleinere plaatsen in de regio-Gulik, maar zette die operatie niet verder door. Het Twaalfjarig Bestand moest niet verder onder druk gezet worden.
De hele gang van zaken leidde tot het Verdrag van Xanten (1614) waarbij Kleef aan de keurvorst van Brandenburg werd toegewezen en Gulik met Berg aan de vorst van Palts-Neuburg. De ooit verenigde vorstendommen waren nu van elkaar losgekoppeld, waarbij de scheidslijn werd bepaald door de godsdienst. In het gebied van Gulik had de Spaanse inmenging door Spinola tot gevolg dat de overheersende godsdienst, het rooms-katholicisme, gepaard ging met het verbod op protestantse erediensten.
Verdrag
Een andere militaire operatie tijdens het bestand, met de Nederlanden in een actieve rol, vond plaats in 1615. De 31-jarige prins Frederik Hendrik trok met een legermacht het Duitse rijk binnen om in Brunswijk (Braunschweig) op te treden tegen de troepen van de Deense koning Christiaan IV. Deze had zich ingedacht om in Duitsland zijn macht te laten gelden ten gunste van zijn zwager hertog Friedrich Ulrich von Braunschweig-Wolfenbüttel. Deze Friedrich zou als hertog worden geïnstalleerd in de stad Braunschweig, maar hij meende dat te kunnen doen zonder zich te binden aan oude privileges en vrijheden. Daarom sloeg hij op 22 juli 1615 het beleg om de hem tegenstribbelende stad Braunschweig. Nu kwamen Duitse Hanzesteden de stad te hulp en kregen daarbij flinke ondersteuning vanuit Nederland. De belegeraar koos nu eieren voor zijn geld en brak het beleg snel op (17 september 1615). Er volgde dus geen veldslag. Wel onderhandelingen. Na drie maanden praten, eten en vooral veel drinken, werd op 21 december 1615 een verdrag gesloten.
Het optreden van Frederik Hendrik mag dan beperkt geweest zijn, maar wel intimiderend. De naam die de Republiek hiermee opbouwde was bijzonder: bij steeds meer politieke kwesties werd ons kleine land betrokken en speelde de Republiek een steeds grotere internationale rol voor het behoud van vrijheid en vrede.
Hugenoten
Dat werd in 1617 beproefd toen de Franse regering van de nog jonge koning Lodewijk XIII aan Nederland om steun vroeg bij het bestrijden van zijns inziens opstandige hugenoten. Wie zat hier achter? Veel vingers wezen naar Maria de Medici, de moeder van de koning. Zij was voluit rooms-katholiek en had bereikt dat haar zoon trouwde met de dochter van de Spaanse koning Philips III. De Contra-Reformatie maakte zich sterk in het Franse koninkrijk. Maar iedereen wist dat de Franse gereformeerden hun rechten hadden verkregen van Lodewijks vader koning Hendrik IV, in het befaamde Edict van Nantes van 1598. Het was een veeg teken voor de hugenoten dat er steeds vaker dreigende taal werd geuit door hun eigen regering.
En wat deed de Republiek in deze toch wel ongemakkelijke situatie? Schoot het de Franse koning te hulp, of bleef ze neutraal, of koos ze voor de geloofsgenoten? De Nederlanden lieten hun keus merkwaardigerwijs vallen op het eerste. Het werd geregeld in de zogeheten ”violente resolutie”.
Winterkoning
Ook dit was een veeg teken voor de hugenoten. Een troepenmacht van 4000 man stond klaar om in zich in Frankrijk te laten gelden.
Maar de hele operatie werd afgelast doordat Concini, een Italiaanse topfiguur aan het hof, werd vermoord. Nederland kon zijn conclusies trekken: Frankrijk was een wespennest waar je beter maar ver uit de buurt kon blijven.
Een volgende operatie hield verband met de ontwikkelingen in de eerste jaren van de Dertigjarige Oorlog. Hierin stond het protestantse landsdeel Bohemen (nu: Tsjechië) centraal. Daar was de opstand tegen de fel-roomse keizer begonnen met het aanstellen van een eigen koning: Frederik V, de protestantse keurvorst van de Palts.
Maar de veldslag die Bohemen had moeten beveiligen werd door de protestanten verloren. Met als gevolg dat de nieuwe koning halsoverkop Bohemen ontvluchtte en uiteindelijk in Nederland een veilige plek bereikte. Tijdens de afwezigheid van de keurvorst van de Palts (met Heidelberg als hoofdstad) was de sluwe Spaanse generaal Spinola in 1620 dat vorstendom binnengevallen.
Weglokken
Daarop volgde de reactie van prins Maurits: hij veroverde het stadje Wesel om Spinola weg te lokken van Heidelberg. En Frederik Hendrik hielp een handje –beter: een flinke hand– door Keulen en omgeving te plunderen.
Maar daar blijft het dan ook bij. Nederland wordt in ieder geval niet direct betrokken bij de Dertigjarige Oorlog.
Het Nederlandse buitenlands beleid was voorzichtig, maar niet consistent in zijn keus voor steun aan geloofsgenoten of niet. De koopman en de dominee waren het vaak niet met elkaar eens.