Pijn in Silezië om sluiting kolenmijnen
De komende decennia moeten de Poolse kolenmijnen dicht. Dat betekent niet alleen een einde aan een vervuilende economie, maar ook het doodvonnis voor de mijnwerkerscultuur.
Afgelopen maanden was ik veel in Silezië te vinden, de regio in het zuiden van Polen waar de mensen al anderhalve eeuw leven van de kolenindustrie. Als het aan Brussel ligt, gaan de mijnen de komende decennia allemaal dicht. Het Europese steunfonds voorziet in de miljardensteun die deze transitie naar een meer duurzame economie mogelijk moet maken.
In een van de kolenmijnen, in de stad Ruda Slaska, ontmoet ik de 34-jarige mijnwerker Krzysztof. Hij begrijpt dat de transitie nodig is. Klimaatverandering eist ook in Polen haar tol, en de oproep tot schoner energieverbruik is in het beboste Silezië niet aan dovemansoren gericht.
Wel waarschuwt hij dat de verandering stapje voor stapje moet plaatsvinden. Ten eerste omdat Polen nog geen alternatief voor kolen heeft, die momenteel in driekwart van de energiebehoefte voorzien. „Als je de mijnwerker ontslaat, vindt hij wel een andere baan. Maar Polen heeft kolen nodig”, zegt hij.
Windmolens zijn nergens te bekennen in Polen: gevolg van laks overheidsbeleid, maar ook van een traditie van stoken op kool, een brandstof die nu eenmaal ruimschoots voorradig was in dit deel van Europa.
Krzysztof herinnert aan een eerdere transitie. Al in de jaren negentig werden tientallen mijnen gesloten en werden tienduizenden mijnwerkers met een flink geldbedrag naar huis gestuurd. Enorme werkloosheid, met bijbehorende sociale problematiek, was het gevolg. „De EU mag niet dezelfde fout maken. Doe het langzaam. Zo’n transitie kost tijd.”
Krzysztof legt uit wat er mooi is aan het werken in de kolenmijn. De geuren, de stevige lichamelijke arbeid, de kameraadschap onder de mijnwerkers, het op elkaar vertrouwen. En het vroege pensioen: na een kwarteeuw onder de grond werken, mag je stoppen. Maar of de kolenmijn van Krzysztof nog functioneert als hij over vijftien jaar met pensioen gaat, is sterk de vraag.
Het rooms-katholieke geloof speelt een belangrijke rol in de Poolse kolenregio. Op het grondgebied van de mijn begroeten de mijnwerkers elkaar met ”Szczesc Boze”, ofwel ”Gods Zegen”. Voordat ze de lift naar beneden instappen slaan ze een kruisje bij Sint Barbara, de beschermheilige van de mijnwerkers. ”Glickauf”, wensen ze elkaar dan toe, ofwel: ”Heb het geluk weer boven te komen”.
Elk jaar op 4 december wordt Barborka gevierd. Die Dag van de Mijnwerkers begint met een plechtige mis, waarna men onder begeleiding van de mijnwerkersfanfare in mijnwerkerskostuum door de stad paradeert. Na het diner volgt een bal waar alle mijnwerkersfamilies van de stad aan deelnemen.
Decennialang was Silezië de motor van de Poolse economie, en daar zijn ze trots op. Zijn over dertig jaar werkelijk alle kolenmijnen dicht? Ik kan het amper geloven. In Silezië lijken ze er niet aan te willen.