Zwaar lijden
Romeinen 8:36
„Gelijk geschreven is: Want om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood; wij zijn geacht als schapen ter slachting.”
Gods kerk en volk is soms onder zeer grote en langdurige slavernij. De Schrift heeft geen grenzen gesteld, hetzij aan de hoedanigheid of aan de duur van de beproeving en het lijden van de kerk. Niet welk lijden of hoe groot het lijden zijn zal. Soms is het zeer groot. De profeet spreekt van grote „bitterheid” (Jesaja 38:17), van „vele benauwdheden en kwaden” (Psalm 71:20), „een grote toorn van de Heere der heirscharen” (Zacharia 7:12). De apostel spreekt van een „grote dood” (2 Korinthe 1:10). Hun lijden in deze wereld kan even groot zijn als dat van de goddelozen, ja nog groter. Want de grootte van het lijden van de goddelozen wordt bewaard voor een andere wereld. Ook bepaalt de Schrift niet de lengte van hun lijden. Wel zegt ze, hoe lang het lijden niet zal zijn; het zal niet voor eeuwig zijn. Maar wel kan het een lange tijd zijn. Al het lijden van de kerk is door God bepaald. Al de boosheid en woede van de goddelozen kan ze niet doen voortduren boven Gods vastgestelde tijd. Wanneer die tijd zijn zal, wanneer het lijden eindigen zal, is als een geheim in Gods borst verborgen. Maar we merken wel, dat het soms erg lang duurt. „Want om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood” (Romeinen 8:36). „Wij die leven, worden altijd in de dood overgegeven om Jezus’ wil” (2 Korinthe 4:11).
Matthew Meade, predikant te Stepney
(”Nieuw leven in de doodsbeenderen”, 1710)