Doodsbeenderen
Ezechiël 37:3
„En Hij zei tot mij: Mensenkind, zullen deze beenderen levend worden? En ik zei: Heere Heere, Gij weet het.”
In deze profetie vindt u een beschrijving van de droevige toestand van de Joden in hun ballingschap te Babel en een profetie van hun wonderlijke en onverwachte bevrijding uit die slavernij. Dit wordt uitgedrukt door het beeld van de dorre beenderen. Daarin verklaart hij de betekenis van de beenderen. Want deze beenderen zijn het gehele huis Israëls, dat wil zeggen: deze beenderen zijn het symbool van het huis Israëls. Dus deze dorre beenderen dient men niet voor een echte zaak te houden, maar slechts in een visioen te zien: niet waar in de historie van de zaak, maar waar in de betekenis van het beeld.
Ezechiël werd naar buiten geleid in de geest, niet lichamelijk (Ezechiël 8:3): de Geest des Heeren „nam mij op bij het haar van mijn hoofd en de Geest voerde mij op tussen de aarde en tussen de hemel, en bracht mij in de gezichten Gods te Jeruzalem.” Hij was toen in Babel, en het is niet waarschijnlijk dat Gods Geest hem bij het hoofdhaar naar Jeruzalem bracht. Nee, het was een visioen. „Hij bracht mij in de gezichten Gods te Jeruzalem.” Hij zag hetgeen in de tempel gedaan werd, niet door beschouwing, maar door een visionaire voorstelling. Van die waarheid was hij evenzeer verzekerd alsof hij ze met de lichamelijke ogen gezien had.
Matthew Meade, predikant te Stepney
(”Nieuw leven in de doodsbeenderen”, 1710)
Matthew Meade wordt geboren in 1629 of 1630 in het Engelse dorp Leighton Buzzard. Hij studeert aan het King’s College in Cambridge en wordt vervolgens in 1649 godsdienstonderwijzer. In 1669 gaat Meade aan de slag als hulpprediker in Stepney; later wordt hij daar predikant. Zijn bekendste boek is ”De bijna-christen ontdekt” (1661). Hij overlijdt in 1699.