Nacht en toch hoop
Psalm 4:7
„Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? Verhef Gij over ons het licht van Uw aanschijn, o Heere.”
De grove zonden die Godonterend zijn, nemen bijna de overhand. Vreze Gods schijnt verdwenen te zijn. Met eerbied voor God, Zijn Heilig Woord, godsdienst en volk wordt gespot. Verdeeldheid en scheuring zijn er door allerlei sekten, vooral onder degenen, die het meest behoorden verenigd te zijn!
Geveinsdheid, huichelarij en bedriegerij onder de dekmantel van godsdienst, dat is thans algemeen. Egoïsme, heerschappij, eerzucht en tijdelijk voordeel, is bijna al wat er nagestreefd wordt, en vooral in de zogenaamde godsdienst. Zij zoeken allen het hunne en niemand zoekt hetgeen van Jezus Christus is.
Dit is dan nu zo aanwezig, en neemt steeds meer toe, zodat de waarheid op de straten struikelt. Wat recht is kan er niet meer bij door, daar de samenbinding en lieflijkheid verbroken zijn, de verdeeldheid onder broeders groot is, en de maat der ongerechtigheid vervuld wordt. O, dan moet ik wel vragen, of dan de kerk en maatschappij ook niet in een diepte van duisternis, zonden en ellenden gedompeld liggen?
Ja, waarlijk, het is nacht! en wie weet hoe lang! Waarlijk, wij zouden bijna haast uitroepen in moedeloosheid: „Wie zal ons het goede doen zien?”
Maar wij leven in de hoop, dat de Heere misschien hier of daar in den lande nog een enkele Zacharias, Anna en Simeon mag overgelaten hebben, die uit naam der kerk nog roepen uit die diepte tot de Heere!
Ds. Cornelis van den Oever, predikant te Rotterdam
(”Feeststoffen verklaard in 20 leerredenen”, 1969)