Meditatie: De Heere sterkt
Wie is die man, daar onder die woestijnstruik? Dat is toch Gods profeet Elia niet? Ja, dat is Elia. De man wiens naam zo’n rijk getuigenis is: Mijn God is de Heere. Maar wat heeft hij hier te zoeken? Heeft zijn God hem hier de opdracht voor gegeven? Nee, uit eigen beweging is hij naar deze plek gegaan.
Het contrast met wat we in het vorige hoofdstuk lezen, is wel erg groot. Daar stond hij op de top van de berg, waar het geding plaatsvond over de vraag: Wie is er nu God? Baäl of de Heere? Helemaal alleen nam Elia het op tegen al die priesters van Baäl. En de Heere antwoordde. Eerst door vuur en daarna door regen te geven.
En nu ligt Elia in de dorheid van de woestijn. Letterlijk en figuurlijk. Uit vrees voor Izebel vlucht hij de woestijn in. Weg van zijn roeping, weg van het leven. Althans, daar vraagt hij de Heere om. Zijn geloofskracht is gebroken. Hij kan het niet meer aan.
Hoe kon dat toch?
Ook dat laat de Heere ons weten vanuit Zijn Woord. In de Jakobusbrief staat: „Elia was een mens van gelijke bewegingen als wij…” Wat liggen hoogte- en dieptepunten soms dicht bij elkaar in het leven. Zo sta je op de toppen van het geloof en zie je Gods macht en majesteit. De volgende dag zit je in de diepte.
De ene zondag belijdenis van het geloof, een poos later in een diepe crisis. De ene keer gesterkt door het Woord van God, de andere keer in een diepe geloofsstrijd gewikkeld.
De ene dag kun je nog zingen van Gods grote daden, de andere dag komen er alleen maar klachten over Zijn afwezigheid in je leven over je lippen. Het ene moment dankbaar voor Gods wonderlijke leiding in je leven, het andere moment kijk je in een donker gat.
Dat is nu de mens, ook al heet je Elia. Zwak van moed en klein van krachten. Een gewillige prooi voor moedeloosheid en ingezonkenheid. Klein en kwetsbaar. Is het niet heel herkenbaar? Wat is er niet allemaal: ziekte, zorgen, verdriet, zonde… Hoe lang nog?
„Sta op…” Wie zegt dat? Dat zegt de Heere door een engel. In de hemel is er Eén Die Zijn moedeloze kind ziet. Hij kent de moeitevolle wegen, ook van u, beter dan wie ook.
„Sta op, eet, want de weg zou te veel voor u zijn.” Ondanks dat Elia deze keer op eigen gezag op weg gegaan is, zoekt de Heere hem op. Hij komt naar Zijn moedeloze knecht en raadt hem de versterking aan die hij op dat moment nodig heeft. Hij was er niet alleen op de Karmel, Hij is ook hier in de woestijn. Is het niet verwonderlijk?
De Heere ziet mensen die het totaal niet meer zien zitten. Hij kent ze. Hij weet wat ze nodig hebben. Ze zijn kostbaar in Zijn ogen. Hij geeft brood. Het Brood des levens!
„De weg zou te veel voor u zijn.” Te veel! Ik moet eronder bezwijken.
Nee! Hij is eronder gegaan en heeft de straf en de last gedragen. Die kunt u niet dragen. Ik heb het gedragen en u mag vrijuit gaan. Gesterkt door de spijze die Ik geef: het Brood des levens, Dat uit de hemel neerdaalde, ook voor u!