Boer strijdt voor zijn toekomst in hofstad
Ze staan er wéér. Rijen tractors op het Malieveld in Den Haag. Nietsdoen is geen optie, vinden de boeren. „Als we ten onder moeten, dan strijdend”, zegt een jonge boer.
”Klimaatgekkies moeten ook eten” meldt het bord op de groene Deutz-Fahr. „Leuk dat mensen zo met het klimaat bezig zijn, maar de eerste levensbehoefte vergeten ze nogal eens”, licht Martijn van Schaik uit Braambrugge toe. „De overheid moet eens reële doelen gaan stellen aan natuurgebieden”, vindt zijn maat Cock Verweij uit het Utrechtse Nigtevecht. „De boeren doen het al met een derde minder veel dan twintig of dertig jaar geleden.”
Oorverdovend getoeter schalt woensdagmorgen over Den Haag. Enkele honderden boeren parkeerden hun landbouwvoertuig op het demonstratieterrein van de hofstad. Hier en daar wappert aan de tractors een Nederlandse vlag op z’n kop. Teken van verzet. ”Wij zijn het zat, behoud de boeren in het groene hart”, maakt een protestbord duidelijk. De laadbak van een vrachtwagen waarschuwt: ”Politiek, besef heel goed: no farmers no food”.
IJs
Bij de ijskar van Aartje van der Ham uit Meerkerk staan demonstranten in de rij voor een gratis traktatie. De boerin maakt de ijskoude lekkernij zelf, van de vette melk die haar Jersey-koeien leveren. „Kun je heerlijk romig ijs van maken.” Hoewel de meeste melk naar de fabriek gaat, biedt de ijsproductie een mooie extra inkomstenbron. „Je ziet het steeds meer”, zegt ze, „dat boeren er iets bij doen om het bedrijf in stand te houden.”
Van der Ham ervaart „steeds meer beklemming van de overheid.” Veel regels, veel controles. „Toen wij begonnen in 1975 kon je prima boeren met vijftien koeien en dan had je er ook nog een knecht bij. Tegenwoordig heb je met 150 koeien een extra inkomstenbron nodig. De lol gaat er zo wel af.” Tegelijk wil de boerin op God vertrouwen. „We bidden elke dag dat de koers van de overheid een keer neemt.”
Tussen de demonstranten staan veel vaders met zoon. Zoons die later dolgraag het bedrijf willen overnemen. „Als het zo doorgaat, zie ik mezelf eerder op kantoor werken”, zegt de 13-jarige Rik ter Beek uit Muiden. „Vreselijk jammer.”