Vijftien keer hartslag op gang gebracht
Christian van der Weele heeft zo’n vijftien reanimaties uitgevoerd. Niet iedereen overleefde uiteindelijk. „Fysiek is reanimeren zwaar, maar het is mooi iets te kunnen doen.”
De aandacht voor reanimatie en -cursussen schiet omhoog, nadat de Deense voetballer Christian Eriksen zaterdag moest worden gereanimeerd tijdens een EK-wedstrijd. De telefoon bij het Rode Kruis en de Hartstichting staat roodgloeiend.
Van der Weele van Kerkveiligheid –een organisatie die kerken adviseert en traint op het gebied van veiligheid en hulpverlening– uit Nunspeet merkt nog geen toename. „Met kerken als doelgroep ligt dat ook niet helemaal voor de hand”, zegt hij met een lach. De organisatie geeft zo’n tien reanimatiecursussen met een kleine honderd cursisten per jaar. Vooral aan bhv’ers en EHBO’ers in kerken.
Pashokje
Kerkelijke gemeenten kunnen „nooit te veel” aandacht schenken aan hulpverlening, vindt oud-verpleegkundige Van der Weele. Hij stelt dat de basisvaardigheden van kerkelijke hulpverleners over het algemeen goed zijn.
Oefenen ter plekke is echter ook van groot belang. „Bij een reanimatie van bijvoorbeeld een persoon in bed of in een pashokje van een winkel komt meer kijken. Hoe verplaats je iemand? Hoe zorg je ervoor dat iemand niet te kijk ligt in een winkel.”
Een kerk stelt hulpverleners weer voor andere vragen, legt de cursusleider uit. „Hoe verplaats je iemand die middenin een bank zit? Hoe vang je familie op? Wat moet een voorganger weten? Hoe ontruim je een kerk, als je moet reanimeren in de kerkzaal? Want de impact van een reanimatie op omstanders is groot.” Met enige regelmaat trainen –met een pop of een Lotusslachtoffer– is ook belangrijk. „Kennis zakt snel weg.”
Borstkas
Van der Weele heeft in zijn loopbaan als verpleegkundige en burgerhulpverlener zeker vijftien reanimaties uitgevoerd. „Fysiek is het zwaar. Je moet de borstkas van iemand toch elke keer zo’n 5 tot 6 centimeter indrukken.”
De gereanimeerde personen waren voor hem onbekend. „Het is nog zwaarder als het om je man of vrouw of andere familieleden gaat.” Niet iedereen heeft zijn inzet overleefd. „Dat maakt het extra zwaar.”
Een burgerhulpverlener moet de reanimatie volhouden totdat professionele hulp arriveert. Soms wringt dat. „Politie en ambulancepersoneel focust zich bij de aankomst direct op de patiënt, en dat is logisch. Als je als burgerhulpverlener dan niet meer wordt gezien, is dat weleens lastig.”
Overlevingskans
Hoe sneller hulp wordt verleend, hoe groter de overlevingskans. Reanimeren binnen zes minuten na het ontstaan van hartproblemen levert de grootste kans op resultaat op. Inzet van een defibrillator vergroot de overlevingskans met 50 procent.
Een reanimatie komt altijd onverwacht. Ooit kreeg hij een melding om vijf over twee ’s nachts. „Dan sta je vanuit je diepe slaap ineens in je pyjama te reanimeren.”
Op een tweede pinksterdag had de Nunspeter net zijn toetje op toen hij via het reanimatie-oproepsysteem HartslagNu een melding kreeg van iemand met hartproblemen aan het eind van de straat. „Na het toetje direct rennen naar een reanimatie voelt heel raar.”
Tijd om diep na te denken tijdens een poging een hartslag weer op gang te brengen, is er niet. „Ik voel op zo’n moment niet veel. Je moet handelen. Ik handel doortastend. Ik weet wat ik moet doen, waar ik op getraind ben en rommel niet maar wat aan”, zegt de oud-verpleegkundige, zonder arrogant over te willen komen. „Ik heb bekwame handen. Dan verloopt de reanimatie vloeiend.”
Regelmatig heeft Van der Weele zich afgevraagd hoe het met een gereanimeerd persoon zou zijn afgelopen. „Ik lig er niet wakker van, maar soms ben je benieuwd hoe het met iemand gaat.” Tot voor kort ontbraken daar mogelijkheden voor.
Het oproepsysteem HartslagNu kent sinds ongeveer een jaar de mogelijkheid om contact te leggen tussen hulpverlener en slachtoffer. Op voorwaarde dat beiden daarmee instemmen. „Een mooi initiatief.”
Adrenaline
Na afloop van een reanimatie komt de „prikkeling van de adrenaline” vaak boven. Maar ook de vragen. „Iemand die je reanimeert, ligt op dat moment op de grens van tijd en eeuwigheid. Dat spookt soms wel door m’n hoofd. Terwijl je met iemand bezig bent, kan hij al voor Gods rechterstoel staan of zijn eeuwige bestemming hebben bereikt. Dat maakt het heel ingrijpend.”