Op zoek naar Veluwse voorouder
Van den Brink, Van Essen, Van de Kamp, Hoekert, Hoegen, Slijkhuis, Riphagen – de Vereniging Veluwse Geslachten biedt een schat aan informatie voor stamboomonderzoekers. Of je nu een echt Veluwse naam hebt of niet.
Van de familiestamboom had zijn vader al de eerste generaties uitgezocht. „Eind jaren tachtig, toen de personal computer in opkomst was, had ik ook een genealogieprogramma op m’n pc staan. De paar honderd namen die mijn vader had gevonden, heb ik daar toen in gezet. Dat ben ik verder gaan uitwerken”, vertelt Cees de Jong. „Zes van de acht grootouders van mijn vrouw Lies en mij komen van de Veluwe, voornamelijk uit de regio tussen Ede en Ermelo. Rosendal en Rozendaal, Doornekamp, Van de Beek, Van de Bunt, Van Essen, Van den Brink, Bos zijn typisch Veluwse familienamen. Bij de Vereniging Veluwse Geslachten vond ik veel informatie die ik kon gebruiken.”
Dertig jaar later is De Jong voorzitter van de vereniging. Die richt zich op stamboomonderzoek van families die al sinds mensenheugenis op de Veluwe wonen of die er later kwamen wonen en door de Veluwe gevormd zijn. Voor de ruim 600 leden, in binnen- en buitenland, is een grote hoeveelheid genealogische informatie beschikbaar: een uitgebreide (digitale) bibliotheek en veel publicaties van doop-, trouw-, lidmaten- en begraafboeken van Veluwse plaatsen.
De vereniging begon in 1975 als Werkgroep Veluwse Geslachten. De leden behoorden tot de afdeling Gelderland van de Nederlandse Genealogische Vereniging en hadden een gezamenlijke interesse in genealogisch onderzoek naar Veluwse geslachten. Tien jaar later, in 1985, werd de VVG officieel opgericht.
Kerkboeken
De oudste stamvader die De Jong vond, Dirck Dirckse, leefde eind zeventiende eeuw in Putten. „Kenmerkend voor veel Veluwse families, ook de mijne, is dat de meeste voorouders op één plek bleven wonen. Het was op de Veluwe behoorlijk sappelen. Dagloners en boerenknechten waren geen mensen die in 1700 of 1800 veel verhuisden. Vaak waren ze aan een boerderij of aan grond gebonden. Dat betekent ook dat er in onze bestanden veel familieverbanden zijn. In mijn familie is een voorouderpaar van acht of negen generaties terug ook een voorouderpaar van mijn vrouw. Daardoor kunnen leden onderling veel gegevens uitwisselen en dus anderen met hun stambomen verder helpen.”
Vanaf 1810, toen de burgerlijke stand werd ingevoerd, zijn familiegegevens zonder problemen terug te vinden, aldus De Jong. „Voor de tijd daarvóór ben je vooral aangewezen op kerkelijke registers, op doop-, trouw-, lidmaten- en begraafboeken. Die proberen we voor onze leden zoveel mogelijk te ontsluiten. Het verschilt per plaats wanneer kerkelijke gemeenten met die registers zijn begonnen, maar met enig geluk kun je tot 1600 of 1650 komen.”
Nauwelijks achternamen
De bronnen zijn niet altijd even nauwkeurig. „Dan staat er bijvoorbeeld wel dat Jantje met Klaasje is getrouwd, maar niet altijd wordt vermeld van wie ze zoon of dochter zijn. En als er staat dat ene Gerrit, zoon van Hendrik, trouwt met Aartje, is niet altijd goed na te gaan welke Hendrik. Dat is lastig voor de Veluwe, waar vóór 1800 nauwelijks achternamen voorkwamen.”
Boerderijen
Wie verder terug wil gaan dan 1600 heeft andere bronnen nodig. Onder meer van boedelscheidingen en voogdijschappen. „Maar een dagloner in een hutje had nauwelijks goederen. Dan ben je met een stamboom die teruggaat tot 1600 echt al heel ver gekomen”, zegt de VVG-voorzitter.
Een gunstige bijkomstigheid is dat veel boerderijen en gronden op de Veluwe lange tijd in bezit waren van de geestelijkheid, van kloosters in onder andere Elten, Paderborn en Prüm. De Jong: „Dat verleden van kloostergoederen of vrouwengoederen zie je nog terug in het landschap bij Voorthuizen, Nijkerk en Putten: niet verkaveld, met veel kleine perceeltjes. Documenten van die kloosters geven veel informatie over deze goederen, over wie er leefden en werkten, ook voor de verplichte afdrachten. Heb je mazzel en komen jouw voorouders van een van die boerderijen, dan kun je soms heel ver terug in de tijd, soms wel tot 1300.”
Hertog van Gelre
Een andere bekende grootgrondbezitter op de Veluwe was eeuwenlang de graaf of hertog van Gelre. Die liet vanaf de dertiende eeuw veel woeste gronden op de Veluwe ontginnen. Zo zijn circa 880 zogenaamde herengoederen ontstaan. De Gelderse rekenkamer beheerde namens de hertogen de eigendomsrechten van deze boerderijen en landerijen. Die werden ook vastgelegd in documenten, die nu als bronnen voor stamboomonderzoekers fungeren.
Internet
Ooit telde de VVG duizend leden. „Dat was eind vorige eeuw”, aldus De Jong. „Bij alle genealogische organisaties zie je een terugloop. De vereniging heeft een ander karakter gekregen. In het verleden werd genealogie vooral beoefend door oudere, grijze heren die gepensioneerd waren en tijd hadden om overdag naar een archief te gaan. Dat was ook zo ongeveer de enige manier om aan informatie te komen. Je had een vereniging nodig om met anderen gegevens te delen. Op contactdagen gingen de boeken open. Nu is veel informatie digitaal beschikbaar. De hele burgerlijke stand kan ik met één druk op de knop binnenhalen. In de jaren tachtig en negentig zat ik veel zaterdagen in het archief in Arnhem. Daar ben ik al zeker vijftien jaar niet meer geweest: ik hoef er niet meer heen.”
Internet heeft stamboomonderzoek veranderd. „Iedereen kan nu op elk moment genealogie beoefenen. Ook veel jongeren vinden dat leuk, maar zij besteden er niet dertig jaar lang vele uren in de week aan. Daardoor is de binding met de vereniging veel minder dan vroeger. Je hoeft niet noodzakelijkerwijs lid te zijn om goed stamboomonderzoek te kunnen doen. Hele stambomen staan op internet voor het grijpen.
Ook vertrekken leden vaak na een paar jaar, omdat ze inmiddels de gegevens waarnaar ze op zoek waren, hebben gevonden. Willen we als vereniging onze leden behouden, dan moeten we meerwaarde bieden, met informatie die niet elders te vinden is.”
Witte vlek
Die meerwaarde geeft de VVG onder meer door transcripties van doop-, trouw-, lidmaten- en begraafboeken te maken. „Vrijwilligers verzorgen die. Dat luistert wel nauw en kan niet zonder lokale kennis. Onder Nijkerk, waar ik vandaan kom, valt bijvoorbeeld de buurtschap Holk. Iemand van buiten maakt van de letters ”ho” en de kriebel erna eerder ”Hoek” dan ”Holk”.
Verder is ”Regner” geen naam die in Nijkerk voorkomt. Dat moet dus ”Reijer” zijn.”
Het aantal publicaties van transcripties groeit. „Maar soms ontbreekt door brand of een andere oorzaak een boek. Dan mist er een hele generatie. Zo’n witte vlek is helaas niet te repareren, maar we proberen de publicaties van die kerkelijke registers zoveel mogelijk voor de hele Veluwe compleet te krijgen.”
Actief leverancier
Een actief leverancier van transcripties van doop-, trouw- en begraafboeken is Gerco Klopman (54). Hij beaamt dat het transcriberen soms lastig werk is en dat het lokale kennis vereist. „Het ene handschrift is beter leesbaar dan het andere. Soms kom je hanenpoten en kriebelschrift tegen, maar ondertussen heb ik zoveel ervaring met voor- en achternamen dat ik ze meestal wel herken. In het begin was dat moeilijker. In sommige boeken werd de naam van iemand doorgestreept als het begraafgeld was betaald. Dat bevordert de leesbaarheid niet.”
Ook Klopman werd lid van de vereniging doordat hij met eigen stamboomonderzoek was begonnen: naar de Klopmannen in Ermelo en daarvoor in Beekbergen en naar de familie van zijn moeder (Bokhorst) in Elburg en daarvoor in Kampen. Sinds 2014 transcribeert hij, „vanwege een fascinatie voor namen en geschiedenis. En ik help er andere leden mee.”
De laatste tijd ontsluit hij ook momberschapsverborgingen: aktes van boedelinventarissen voor minderjarigen na het overlijden van een ouder. ”Momber” is een oude term voor voogd. „Het gaat daarbij om lange, juridische documenten. Daar haal ik alleen de namen en andere relevante informatie uit. Voor 1811 werden namen helaas wel verschillend geschreven. Dat blijf je tegenkomen. Ik schrijf de naam dan op zoals die genoteerd staat.”