„Ontzet u hierover, gij hemelen, en zijt verschrikt, wordt zeer woest, spreekt de Heere.”

U zult zeggen: Wat moet er dan samenvloeien als de zonde tot zo’n hoge trap van goddeloosheid steigert dat zij boosheid is en zo genoemd wordt? Behalve de afgoderij waarop hier gezien wordt, zo moet u weten dat het bedrijf van een mens een boosheid mag genoemd worden. Wanneer men zondigt tegen beter weten in en een daad bedrijft of een zaak uitvoert waarvan men weet en waarvan men overtuigd is dat het zonde is, dan is het een boos bedrijf.

Ieder mens heeft een geweten. Dat is een lamp des Heeren die in zijn binnenste brandt en zal in vele, ja de meeste zaken aanwijzen, al vrij klaar en overtuigend, wat goed en wat kwaad is.

Een wedergeboren mens heeft bovendien een bovennatuurlijk licht in zijn ziel, dat met meer waarheid en klem van overtuiging de zonde in hare monstrueuze gedaante openbaart en de bijpaden ter linker- en ter rechter zijde aanwijst.

Nu, als men dit licht niet opvolgt, maar uitdooft en losbandig daartegen ingaat, dat is een boosheid van een schrikkelijke aard. Hiervoor was geen offer tot verzoening onder het Oude Testament. En hoewel er verzoening onder het Nieuwe Testament voor vele dingen is, was daar geen verzoening voor onder het Oude Verbond. Nochtans blijft dit gebrandmerkt als de allernaaste trap tot de zonde tegen de Heilige Geest.

Alexander Comrie,
predikant te Woubrugge

(”Verzameling van Leerredenen”, 1749-1750)