Kerk & religie

Gods volk

Ezechiël 16:6

Alexander Comrie
4 June 2021 07:22
beeld RD
beeld RD

„Als Ik bij u voorbijging, zo zag Ik u, vertreden zijnde in uw bloed, en Ik zei tot u in uw bloed: Leef! Ja, ik zei tot u in uw bloed: Leef!”

Israël wordt Gods volk genoemd, omdat God –daar zij geen volk waren, maar slaven van de Egyptenaren, die hen onderdrukten– Zich opmaakte om hen tot een volk te roepen en door wonderen van Zijn goddelijke almacht tot een volk te maken (zie Exodus). Zeer levendig lezen we in Ezechiël 16:6: Als Ik nu bij u voorbijging, zo zag Ik u, vertreden zijnde in uw bloed; en Ik zei tot u in uw bloed: Leef! Ja, Ik zei tot u in uw bloed: Leef! Israël wordt Gods volk genoemd, omdat God met hen, eer hij hun de wet der tien geboden, als een regel van hun leven, als bondelingen gaf, een allerplechtigst verbond op Sinaï oprichtte, waarin Hij zich aan hen gaf om hun tot een God te zijn.

De oprechten aanvaarden volvaardig om zich met alles wat zij waren, hadden en doen konden, aan die God op te dragen om Hem tot een eigendom, ja, tot een koninklijk priesterdom en een heilig en een verkregen volk te zijn, om Zijn stem in alles te gehoorzamen (Exodus 19:3-8). Als ik u voorbijging, zag Ik u, en ziet, uw tijd was de tijd der minne; zo breidde Ik Mijn vleugel over u uit en dekte uw naaktheid; ja Ik zwoer u, en kwam met u in een verbond, spreekt de Heere Heere, en gij werd de Mijne (Ezechiël 16:8).

Alexander Comrie,
predikant te Woubrugge

(”Verzameling van Leerredenen”, 1749-1750)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer