Vorig jaar werden door de coronacrisis veel minder vreemdelingen uitgezet: 342 ten opzichte van 1100 het jaar ervoor. Ook daalde het aantal inspecties met 80 procent. De achttien uitzettingen die de inspectie vorig jaar onderzocht, verliepen „in de regel zorgvuldig, veilig en humaan”. Wel ziet de inspectie ten opzichte van voorgaande jaren „een bepaalde trend” als het gaat om informatie-uitwisseling. Het gaat daarbij om informatie die verzameld wordt door overheidsinstanties en onderling gedeeld moet worden.

Probleem met de gegevens over de gezondheidstoestand van de vreemdelingen is dat die niet altijd goed bruikbaar is. Het ging in de geïnspecteerde gevallen meestal om gegevens van verschillende instanties die vaak toegevoegd waren door mensen die niet in de zorg werken. Ook bleken geregeld gegevens te ontbreken. De kwaliteit van de gegevens is daardoor niet goed te achterhalen, zo staat in de brief.

Er is ook verbetering mogelijk waar het gaat om de bezittingen van vreemdelingen. De inspectie merkt op dat het moeilijk is om daar informatie over te verzamelen omdat tot het moment van uitzetting nog kan veranderen wat een vreemdeling in bezit heeft.

Toch wordt aanbevolen dat hier beter op gelet wordt, zeker omdat de inspecteurs geen verbetering zien ten opzichte van vorig jaar. Een vreemdeling moet zijn of haar spullen kunnen meenemen, benadrukt te inspectie. Bovendien verloopt een uitzetting rustiger als dit goed geregeld is.

Dit jaar is vanwege het lagere aantal uitzettingen geen uitgebreid verslag opgesteld maar een bondigere „jaarbrief”. De uitgebreide verslagen in de oude opzet komen overigens niet meer terug. In plaats daarvan zal de inspectie verslagen van de marechaussee en de Dienst Vervoer & Ondersteuning in de gaten houden.