Gezin als kerkje in het klein
Met als thema ”Uit de mond der kinderen. Opvoeding in de Nadere Reformatie” startte zaterdag de tiende wintercursus van de Stichting Studie der Nadere Reformatie (SSNR). In zes bijeenkomsten komen enkele vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie ter sprake die een duidelijke visie hadden op de opvoeding.
Drs. W. Büdgen, directievoorzitter van het Rotterdamse Wartburgcollege, hield zaterdag een algemene inleidende lezing over het onderwerp ”Lijnen en patronen in nader-reformatorische opvoedingsidealen”. Vanwege de nauwe verwantschap tussen Nadere Reformatie en Reformatie, schetste drs. Büdgen eerst de opvoedingsidealen uit de Reformatie, met name die van Calvijn.
Volgens Büdgen oordelen wetenschappers dat de reformatoren wel qua inhoud afweken van Renaissance en humanisme, maar niet qua vorm. De rector van het Straatsburgse gymnasium J. C. Sturm sprak over „vroomheid verbonden met wijsheid en welsprekendheid.” Deze klassiek geworden formulering is typerend voor de combinatie van humanisme en calvinisme. De antieke Oudheid werd positief gewaardeerd en had een functie met betrekking tot betere kennis van de Heilige Schrift.
Calvijn schreef geen boek over opvoeding, maar in zijn geschriften zijn vele opmerkingen hierover te vinden. Opvoeden is naar Calvijns oordeel vooral het opvoeden in de gezonde leer, wat tot de taak van de gemeente behoort. Zowel in de kerk als in het gezin moet de doopbelofte gestalte krijgen.
Die inspanningen vergelijkt de reformator met het gereedschap dat door de Heilige Geest gebruikt wordt. Büdgen: „Het veelvuldig gebruik van ”wij” en ”ons” wijst op de verwachting dat het gereedschap door de grote Ambachtsman ook daadwerkelijk gebruikt zou worden, zodat opvoeden in de leer door Gods genade ook zou leiden tot geloofskennis.”
Inzake de opvattingen over opvoedkunde stemmen Reformatie en Nadere Reformatie grotendeels overeen. Beide stromingen zagen het gezin als een ’kerkje in het klein’ en onderkennen het belang van dagelijkse huisgodsdienstoefeningen en de huiscatechisatie. Wetenschappelijk onderzoek toont aan hoe de aanscherping van de fatsoensnormen resulteerde in een stijging van oppassend gedrag. De uitleg van de Tien Geboden, gekoppeld aan gedetailleerde zonderegisters, speelde daarbij een grote rol.
Desondanks zijn er nuances en verschuivingen tussen Reformatie en Nadere Reformatie, benadrukte Büdgen. Nadere reformatoren opereerden niet vanuit het centrum van de kerk, maar stonden vaak tegenover de officiële kerk. Bovendien signaleerden ze de gevaren van de uiterlijke gehoorzaamheid. Als reactie viel bij hen het accent op persoonlijke bekering en zelfbeproeving. De visie op Gods Woord als bindend voor de hele samenleving raakte geleidelijk op de achtergrond. Door de gerichtheid op persoonlijke vroomheid en het ontstaan van de conventikels kreeg het bibliocratische ideaal minder aandacht.
In opvoedkundig opzicht komt het evenwicht tussen de grote Ambachtsman en het door Hem gebruikte instrumentarium onder spanning te staan. Opvoeden in de leer komt als „verstandswerk” scherp te staan tegenover Gods werk in het bevindelijke leven. In plaats van de onderscheiding kwam er nu scheiding; de menselijke verantwoordelijkheid verdween uit beeld.
Büdgen confronteerde ten slotte de deelnemers met enkele concrete inzichten van oudvaders. Uit de citaten viel op te maken dat de vaderen er meer van uitgingen dat onder jonge kinderen echt geloof aanwezig is dan thans gebruikelijk.
In het komende seizoen zullen deskundigen in vijf lezingen opvoedingsidealen van nadere reformatoren als De Swaef, Wittewrongel, Wallenkamp, Koelman en Fruytier de revue laten passeren
Aan de wintercursus, die onder leiding staat van dr. R. Bisschop, doen 186 deelnemers mee.