„Kansen” voor missionaire gemeenten
„Niet-christenen zitten doorgaans niet op verzoening te wachten, maar er is wel veel leed en gebrokenheid in de wereld. De mensen hebben tijd nodig om de link te leggen tussen hun gebrokenheid en de diepste levensvragen. Je zou dat een toeleidende weg kunnen noemen. God begint waar ik me bevind.”
Ds. H. van den Belt, hervormd predikant in Delft, zei dit donderdag in Putten tijdens een studiedag over de missionaire gemeente die was georganiseerd door de Gereformeerde Bond in samenwerking met het Instituut voor Gemeenteopbouw en Theologie.
Volgens ds. Van den Belt, die voor een gehoor van ongeveer honderd belangstellenden sprak over de praktijk van het missionaire werk, zijn mensen niet in staat het tij van de secularisatie te keren. „Toch zijn er soms ongedachte kansen.” Enkele jaren geleden ging hij in Delft met een aantal gemeenteleden de wijk in. Ze belden van deur tot deur aan en boden de mensen een Bijbel aan. Tot ds. Van den Belts verwondering waren er tientallen gemeenteleden bereid mee te doen en tot zijn nog grotere verwondering werd bij een op de tien adressen positief gereageerd. Het ging ook bij hem niet vanzelf. „De eerste avond dat ik het werk deed, voelde ik hoe moeilijk het is met vreemde mensen in contact te komen over het Evangelie.”
De predikant vindt het van het grootste belang om zelf te weten wat het betekent achter Jezus aan te komen, Die veracht was en de onwaardigste onder de mensen. „Dan worden mensen niet afgewezen om hun uiterlijk. Deze houding kost meer dan het opgeven van tradities.” Welke tradities moeten worden opgegeven? De gereformeerde eredienst is ds. Van den Belt lief, maar de woorden moeten wel begrijpelijk zijn. „We moeten het Evangelie in hedendaagse woorden doorgeven.”
Ds. D. Ph. C. van Looijen, predikant-directeur van de IZB, pleitte voor een aantal veranderingen in kerkstructuren om beter missionair gemeente te kunnen zijn. „Wanneer we zeggen dat Nederland opnieuw zendingsland is geworden, moeten we ook met enige durf de Geest Zijn gang laten gaan om ons die structuren te wijzen die horen bij deze tijd. Wanneer we bang zijn voor wildgroei en sektarische tendensen, dan moeten we juist ruimte geven aan het experiment onder de grote paraplu van de kerk.”
Als voorbeeld noemde hij de Anglicaanse Kerk in Engeland, waar met toestemming van de bisschop nieuwe gemeenten gesticht worden. „Maar die gemeenten worden niet belast met de organisatorische zorgen van het bredere verband waartoe ze behoren. Mensen hoeven ook niet in te stromen in een gemeenschap met een kerkcultuur die voor hen alleen maar belemmerend zou werken om daadwerkelijk christen te worden. Het gaat dus om een bovenplaatselijke kerk als een zeer soepel rekverband om het bestaan en ontstaan van allerlei gemeenten mogelijk te maken enerzijds en te behoeden voor sektarisme anderzijds.”
IZB-werker J. Timmer, die een workshop leidde over het functioneren van evangelisatiecommissies, zegt dat de tijd voorbij is dat deze commissie zich mag ontfermen over de kaartenbakleden. „Dat is een taak voor de kerkenraad”, aldus Timmer. De evangelisatiecommissie moet juist inspelen op de netwerker, die niet denkt in structuren, maar die op werk en vereniging wel in contact komt met christenen. „De mensen van nu willen kwaliteit. De kerk moet iets te bieden hebben, bijvoorbeeld geborgenheid en gemeenschap. De mensen van nu hebben behoefte aan riten en symbolen.” De kerk kan, volgens Timmer, zorgen voor gastvrijheid en cursussen aanbieden.
Dat laatste gebeurt tegenwoordig volop. Prof. dr. W. Verboom zei tijdens een workshop over missionaire catechese dat de leerkringen als paddestoelen uit de grond schieten. Het is in deze tijd een nieuw fenomeen. In de periode van de Vroege Kerk kwam het verwante verschijnsel van catechumenaat veel voor. Catechumenen waren niet-christenen die zich bij de kerk wilden voegen en een leertijd hadden. Prof. Verboom voerde een pleidooi voor een nieuw catechumenaat met in het najaar een introductiekring en in het voorjaar een vervolgkring. Een mentor kan de deelnemers persoonlijk begeleiden tijdens deze periode, zodat de stap naar de kerk eenvoudiger kan worden gemaakt.