Vorig jaar verkochten corporaties 3717 woningen aan starters op een totaal van 18.000 verkochte woningen. Een jaar eerder ging het om 4459 woningen op een totaal van 11.000 verkochte woningen. In 2018 en 2017 ging het respectievelijk om bijna 5000 en bijna 6300 woningen.

Woningen die corporaties op de koopwoningmarkt aanbieden zijn doorgaans zeer geschikt voor koopstarters. De huizen zijn kleiner en goedkoper dan gemiddeld. Daarbij gaat het veelal om appartementen of rijtjeshuizen. Doorgaans worden die woningen vaak aan de huidige bewoners verkocht.

De verkoop aan particulieren die zelf in een woning wonen nam tussen 2019 en 2020 met bijna een vijfde af. Het aantal woningen dat aan koopstarters werd verkocht daalde in diezelfde periode met 17 procent. Van alle woningen die alleenstaande starters vorig jaar kochten was 7 procent afkomstig van een woningcorporatie. In 2014 was dit nog ruim een vijfde. Ook bij starters die samen kopen is een afname zichtbaar van 12 naar 4 procent.

Volgens het Kadaster betekent de verkoop aan investeerders niet automatisch dat deze woning voor starters verloren gaat. Vaak worden deze woningen opgeknapt en weer in de verkoop gedaan. Dan is de prijs logischerwijs wel hoger, maar kunnen starters deze nog wel bemachtigen.

Dat woningcorporaties vorig jaar meer woningen verkochten, kwam vooral door de verkoop van woningen door Vestia. De financieel geplaagde woningcorporatie verkocht eind 2020 zo’n 5600 huurwoningen aan andere corporaties als onderdeel van een reddingsplan.

Dat de verkoop van corporatiewoningen in het slot van 2020 piekte had verder mogelijk te maken met de veranderende regels voor de overdrachtsbelasting. Destijds was nog niet bekend of de verhoging van 2 naar 8 procent ook zou gelden voor onderlinge corporatieverkopen en saneringstransacties. Daarnaast speelt mee dat de Woningwet uit 2015 corporaties verplicht om actief te zijn in één van de negentien woningmarktregio’s.