Symposium over vermeende kloof tussen christelijk en seculier
Is er een kloof tussen seculier en christelijk in Nederland? Het recente geweld tegen de pers bij kerken in Urk en in Krimpen aan den IJssel zijn „incidenten” en vormen als zodanig te weinig basis om te spreken van een kloof. Maar er is wel steeds minder besef van de waarde van de kerkgang en de unieke plaats van de zondag.
Dat was de uitkomst van een open eindigend en weinig gestructureerd debat tijdens het symposium ”Vreemd in eigen land” vrijdagavond. Dat was georganiseerd door de Evangelische Omroep (EO) en de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). De bijeenkomst was gewijd aan „het onbegrip tussen seculieren en reformatorischen.”
Aanleiding voor dit thema: drie weken geleden botsten orthodoxe kerkgangers en tv-verslaggevers in Urk en Krimpen aan den IJssel met elkaar. Er was volgens de EO sprake van wederzijds onbegrip. Journalisten begrepen niets van de heiligheid van de kerkgang op deze Biblebeltplekken. Orthodoxe kerkgangers begrepen op hun beurt weer niets van de felle reactie van seculiere mensen op hun kerkbezoek of van het belang dat journalisten gewoon hun werk moeten kunnen doen. Kortom, zo vatte de EO gemakshalve samen: „er is een alsmaar groeiende kloof tussen gelovigen en seculieren en ook tussen gelovigen onderling, omdat velen zich wel beperken tot onlinekerkdiensten.”
Het symposium startte met een interview met Wim Dekker, lector aan de CHE. Hij roerde zich al eerder over dit thema op opiniepagina’s. „Er is steeds meer onbegrip bij de Nederlandse samenleving ten opzichte van wat zij ziet als het domme gedrag van de reformatorischen. Onze samenleving is eigenlijk helemaal niet zo liberaal en tolerant. Zij beseft niet dat als je aan de opvattingen van de orthodoxe christenen komt, je hun ziel en identiteit treft.”
Geen sensatie
Het debat begon met het tonen van enkele beelden van de geweldsincidenten bij de genoemde kerken die de suggestie opriepen dat er een heuse veldslag had plaatsgevonden. Uiteraard had niemand van de aanwezige gesprekspartners in Hilversum daar een goed woord voor over.
Elias van Belzen, fractievoorzitter van SGP-ChristenUnie in Nieuwkoop, hekelde op de dag van de onrust in een veelbesproken tweet het zoeken naar „sensatie” bij journalisten. Powneddirecteur Lucas Goes keerde zich vrijdag tegen deze suggestie. „De journalist was nieuwsgierig naar wat er gebeurde en daar wilde hij verslag van doen. De journalist deed zijn werk op de openbare weg. Daar mag je vragen stellen. Je blijft met je handen van de ander en zijn spullen af. Wij wilden niet uitdagen of provoceren.”
SGP-raadslid Tom de Nooijer stelde vrijdagavond dat mensen oprecht niet begrijpen wat religie is. „Je kunt het kerkbezoek niet vergelijken met bezoek aan Ajax of bioscoop. Religie is niet alleen een persoonlijke keus, maar heeft ook een maatschappelijke rol en die moet je grondwettelijk beschermen.”
Driestardocent Bart Jan Spruyt sprak van „betreurenswaardige incidenten”, maar het waren wel incidenten. „We zitten niet op een kruitvat in Nederland. Refo’s zijn ook niet wereldvreemd, maar vormen al 400 jaar een stabiele gemeenschap, die echter wel hun keuzes maken op grond van hun lezen van de Bijbel. Maar je moet als kerk wel je verstand gebruiken: er is sprake van een pandemie, geen griepje. Je moet niet de grenzen willen opzoeken.”
Hij maakte zich meer zorgen over het feit dat als je bijvoorbeeld tegen het homohuwelijk bent, je dan door de seculiere meerderheid buiten de democratische orde geplaatst wordt. „Dat vind ik veel bedenkelijker. Ik houd er niet van als men de gereformeerde gezindte als achterlijk en onveilig typeert. Dat is zij niet, ze heeft wel een ongemakkelijk verhaal.”
Homoseksualiteit
De discussie vloog op een gegeven moment ongeordend heen en weer. Algauw kwam het op homoseksualiteit en de positie van homo’s op de reformatorische scholengemeenschap Gomarus, recent in het nieuws. Missioloog Stefan Paas bepleitte in het kader van „diversiteit” dat een bepaalde traditie zich ook moet kunnen ontwikkelen, zoals in het accepteren van homoseksuele jongeren.
Dekker vond echter dat de groep homoseksuelen, die zich op de scholengemeenschap Gomarus min of meer openlijk presenteerde, zich daar veiliger voelde dan elders. „De reformatorische scholen willen zich bezinnen in hun tempo en op hun manier. Je moet geen schade toebrengen aan deze geleidelijke ontwikkeling waarin veel goeds gebeurt.”
Steef de Bruijn, hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad, vond dat de Nederlandse pers te weinig besef heeft van het feit waarom christenen het zo belangrijk vinden om naar de kerk gaan. „De zondag is voor hen een aparte, heilige dag. Je wijdt op die dag al je tijd aan God. De kerkdienst is geen uitje, maar iets existentieels. Natuurlijk begrijp ik de interesse van de pers op die zondag, maar waarheidsvinding is ook belangrijk. Mijn advies zou zijn om doordeweeks eens met de kerkgangers te spreken. Dan kun je een beter beeld schetsen dan wanneer je met camera’s voor hen staat. Dat is voor hen intimiderend.”
Kerken moeten wel open communiceren met de seculiere pers, zo benadrukte hij. „Dat zit ook verpakt in de kerken van de Reformatie: je moet uitstralen dat je het goede voor de samenleving zoekt. Het is waardevol om God te dienen en dat gun je ook de ander.”
De aanwezigen vonden elkaar in de noodzaak om vrede te stichten. Dekker constateerde dat men elkaar in de politiek en de kerk steeds meer de tent uit vecht. „De pluraliteit in Nederland valt erg tegen. Dat begon al vóór corona, denk maar aan de hele Zwarte Piet-discussie. Ik denk dat het nu hoognodig is dat we naar verbinding en gemeenschap streven.”