Heerser
Johannes 19:19b
„En er was geschreven: Jezus, de Nazarener, de Koning der Joden.”
Pilatus schreef „de koning van de Joden” en niet „de koning van de Grieken” of „van de Romeinen” – ook al zou Christus over de heidenen heersen. En wat hij geschreven had, had hij geschreven, en hij veranderde het niet, ondanks het aandringen van degenen die het niet geloofden. Aan Pilatus was al zo lang tevoren in de Psalmen voorzegd: Vervals de tekst van het opschrift niet.
Alle heidenen geloven in de Koning van de Joden: over alle heidenen heerst Hij, maar toch is Hij de koning van de Joden. Die stamwortel was zo sterk, dat deze in staat was de wilde olijf die op hem was geënt te veranderen. Maar de wilde olijf kon van de tamme olijfboom de naam niet afnemen.
De soldaten verdeelden ook Zijn kleren in vieren en namen die mee. Daarmee werd gewezen op het feit dat Zijn sacramenten zich over de vier werelddelen zouden verbreiden. Ze verlootten liever de lijfrok, die zonder naad was, aan één stuk geweven van bovenaf –omdat er daar maar één van was– dan dat ze hem onder elkaar verdeelden. Daarmee is afdoende getoond dat wie maar wil –of het nu om goede of om slechte mensen gaat– zichtbare heilige tekenen, ook al zijn het in dit geval de kleren van Christus, kunnen dragen. Maar het meest oprechte geloof bereikt echter niet iedereen.
Aurelius Augustinus, bisschop te Hippo
(”Preek voor Goede Vrijdag”, ca. 420)