Column (André van ’t Hof): Opvallend
Ze was een heel vriendelijk meisje, een jongedame eigenlijk al. Zo een die keurig goedemorgen zei als ze binnenkwam. Die haar vinger steeds opstak bij de instructie in de les. Die zei dat het wel zou lukken met de repetitie, ook als die moeilijk was. Die altijd keurig haar huiswerk in orde had. Die haar boeken al op tafel had bij de leswisseling. En haar cijfers, daar zou niemand over klagen, heel keurig en gemiddeld.
De betrokken leerkracht van deze groep bracht haar toch in tijdens een leerlingbespreking. Een beetje meewarig werd de leerkracht aangekeken. Het meisje had immers nog nooit vragen opgeroepen. De leerkracht haalde haar schouders even op en zei: „Ze valt me op omdat ze zo onopvallend is. Daarnaast speelt ze met iedereen, maar lijkt ze geen vriendin te hebben.” Eigenlijk zag je haar altijd alleen wegrijden van school. Er werd een observatie toegezegd om het meisje toch meer in beeld te krijgen.
Een begeleider in school keek mee. Inderdaad was het meisje een betrokken leerling. Maar er vielen meer dingen op. Er was zo weinig gezichtsexpressie te zien: geen lachje kon eraf als er een grapje werd gemaakt. En als de leerkracht rondliep, keek het meisje steeds waar die was. En haar handschrift was zo mooi dat je het perfect zou kunnen noemen. Ze stelde nauwelijks vragen als ze aan het werk was. En het opvallendst was dat ze haar hoofd even tegen de arm van de leerkracht legde, toen die haar ongevraagd een keer hielp. Misschien toch niet zo gek om de ouders te bellen.
Eerst kwam vader aan de telefoon. Hij klonk zeer vermoeid en zei na een paar korte antwoorden dat zijn vrouw over deze dingen ging. Moeder pakte snel de telefoon over, alsof ze er al naast stond.
Een stortvloed van woorden kreeg de leerkracht over zich heen. Over de schoonmaak van het huis waarmee ze druk was. Over de leuke maar drukke tweelingbroertjes van de leerling. Over kleding die gekocht was voor die tweeling, zo leuk. Over oma die langdurig ziek was en voor wie natuurlijk eten gekookt moest worden. Over de werkloosheid van haar man en dat hij niet makkelijk was.
Na een kwartier beleefd luisteren besloot de leerkracht haar te onderbreken. „Ik belde u eigenlijk om uw dochter, die bij mij in de klas zit. Hoe vindt u dat het met haar gaat?” Toen werd het opvallend stil. Zo stil, dat het pijn deed.