Daniël / De Wachter Sions / Het Zoeklicht
Daniël
„O barmhartige Vader, wij danken U, dat Gij deze nacht zo getrouw voor ons gewaakt hebt.” In ”Daniël”, een uitgave van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten, schrijft ds. W. Harinck over het morgen- en het avondgebed.
„We zien in de formuliergebeden voor de morgen en de avond dat onze vaderen leerlingen van Calvijn waren. Calvijn heeft in zijn Institutie prachtige dingen geschreven over het gebed. Het gaat hem daarbij om twee dingen: kennis van God en kennis van onszelf. Daarbij leerde hij dat het uitgangspunt van het gebed ligt in onze armoede. Wat klinkt dat ook door in de twee gebeden die we overdenken. Onze armoede, zowel in de tijdelijke dingen als de eeuwige. Een mens is leeg en arm voor tijd en eeuwigheid. Maar alles is bij God in Christus te vinden en daarom moeten wij Hem door gebeden vragen en zoeken.
Calvijn geeft in zijn Institutie vier regels die gelden voor het gebed. De eerste regel betreft de innerlijke concentratie. De tweede: het waarachtig verlangen. De derde: ootmoed voor God. De laatste: een zekere hoop op de verhoring. Het is niet moeilijk om deze vier regels terug te vinden in het morgen- en avondgebed.
Als het in de eerste regel gaat over een heilige concentratie, denk dan aan tere Godsvrucht, een geestelijk gestemd zijn van hart en ziel. De vragen in de gebeden voor de morgen en de avond zijn van begin tot eind geestelijk te noemen. Zulk bidden moeten we leren. Want alleen in Zijn licht zien wij het licht.
De tweede regel, die wijst op een hartelijk en welgemeend benodigen van de Heere, is ook herkenbaar. Zo willen onze vaderen dat wij onze ziel zullen opheffen tot God. Daarbij bedoelt Calvijn vooral ook de eerbied: „En hier moeten we bedenken, hoe onwaardig het is om, wanneer God ons toelaat tot een vertrouwelijk aanspreken, Zijn vriendelijkheid, die zo groot is, te misbruiken door het heilige te vermengen met het onheilige, doordat de eerbied voor Hem onze harten niet aan Hem gebonden houdt. Midden onder het bidden laten wij Hem dan los, alsof we met een gewoon mens spraken, en we vliegen hier en daar heen.”
In de derde plaats noemt Calvijn de ootmoed vanwege de zonde. Luister eens hoe dat doorklinkt in het avondgebed: „En naardien wij deze dag niet doorgebracht hebben zonder tegen U grotelijks gezondigd te hebben, zo bidden wij U, wil onze zonden bedekken met Uw barmhartigheid, gelijk Gij alle dingen op aarde met de duisternis des nachts bedekt, opdat wij daarom van Uw aanschijn niet verstoten worden.” Het besef van eigen geringheid voor God doet de bidder buigen en pleiten op Gods barmhartigheid.
Het laatste punt dat Calvijn noemt gaat over de vaste grond van het gebed. Helder klinkt die door in de gebeden die we in dit artikel onder de loep nemen. Het woord van de Hebreeënschrijver werd door hen verstaan: „Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is, en een Beloner is dergenen, die Hem zoeken”. De boetvaardigheid en het geloof gaan hand in hand, zoals we hier uit de beide gebeden leren. Te midden van geestelijke armoede en onwaardigheid is er de hoop op God. In Christus Jezus en in de belofte van het evangelie lag voor de opstellers van deze gebeden een zekere grond van verhoring.
Het komt er op aan dat wij persoonlijk bevinding hebben van Gods goedheid in Christus voor ellendige mensen, zoals zo prachtig verwoord in het morgengebed: „Door Jezus Christus, Uw lieve Zoon, die ons beloofd heeft, dat Gij ons alles, wat wij U in Zijn Naam bidden, zekerlijk geven zult.”
De Wachter Sions
Doch de Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde? In ”De Wachter Sions”, het weekblad van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, wijdt L. M. P. Scholten een ”Terzijde” aan ”Afval”.
„Doch de Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde? Lukas 18:8. We zijn in de tijd van de grote spot gekomen. Dit eerst wetende, dat in het laatste der dagen spotters komen zullen, die naar hun eigen begeerlijkheden zullen wandelen, en zeggen: Waar is de belofte Zijner toekomst? Want van de dag dat de vaders ontslapen zijn, blijven alle dingen alzo gelijk van het begin der schepping, 2 Petrus 3:3. En de levende kerk moet het ervaren: Daar mij spotters durven vragen: Waar is God, Dien gij verwacht? De Bijbel en het geloof dat daarin zijn inhoud vinden mag, worden alom belachelijk gemaakt. Daarnaast is er de onverholen ergernis, vooral wanneer het over bijbelse standpunten gaat die met het zevende gebod te maken hebben. De onverdraagzaamheid jegens een leven dat zich richt naar Gods geboden, groeit. De zuigkracht wordt steeds sterker om mee af te glijden met de grote hoop. Hoe velen uit onze kring, uit onze gemeenten, uit onze families, zijn reeds bezweken.
Maar de Heere is geen ledig aanschouwer. Hij zal over zulk een volk en zulke personen die meegaan in de grote afval in vervulling doen gaan: Uw boosheid zal u kastijden en uw afkeringen zullen u straffen; weet dan en ziet, dat het kwaad en bitter is, dat gij de Heere uw God verlaat en Mijn vreze niet bij u is, spreekt de Heere, de Heere der heirscharen, Jeremia 2:19.
In onze taal zitten dikwijls zulke wonderlijke lessen. Wij kennen het woord ”afval” in twee betekenissen. Afval is ontrouw worden, zijn beginsel of zijn geloof verzaken of verloochenen; wij spreken dan van de afval. Maar als het gaat om iets dat geen nut meer heeft, dat als overtollig of schadelijk alleen nog maar waard is om weggeworpen te worden, noemen we dat ook afval; we zeggen dan niet de afval, maar het afval. Door afval wordt men zelf afval. Door de afval wordt men zelf het afval, tot in alle eeuwigheid.
Gelukkig degene, die door genade verwaardigd mag worden, dat hier in de tijd in te leven: ik door mijn afval het afval, ik de voornaamste der zondaren. Dan kan men op geen enkel medemens neerzien. Om dan te mogen beleven, dat de Heere ook dat Schriftwoord vervult, dat Hij is en altijd blijven zal de God Die zeer hoog woont en zeer laag ziet, Die de nooddruftige uit de drek verhoogt.
Werden er nog maar meer van zulke mensen gevonden, gewis, zij zouden nog tot stutten zijn om een nu in het heidendom wegzinkend volk te schragen.”
Het Zoeklicht
Komt Turkije bij de Europese Unie? We moeten vrezen dat het er op termijn wel van komt, schrijft Feike ter Velde in ”Het Zoeklicht”, „gewijd aan het onderzoek der Schriften en het letten op de tekenen der tijden.”
Komt Turkije bij de Europese Unie? Is die vraag belangrijk op een pagina als deze? Ja, want het gaat in ons blad vooral om het ’letten op de tekenen van de tijd.’ Maar wat heeft dat met Turkije en de EU te maken? Alles! Het verenigde Europa is het herstel van het Romeinse Rijk uit de dagen van weleer. Dit Romeinse -eigenlijke Europese- rijk is het vierde en laatste rijk dat aan de profeet Daniël wordt getoond. Het is het grote vrederijk, waarvan in Europa sinds Karel de Grote (zijn ’Heilige Roomse Rijk’, dat o.a. Duitsland, de Alpenlanden omvatte - in de negende eeuw) al werd gedroomd. Napoleon deed er een millennium later een gooi naar en Hitler (hij noemde het zijn ’duizendjarig’ vrederijk) dacht het te kunnen vestigen. Beiden faalden, maar ten koste van heel veel bloed. Zoals het nu gaat worden is uniek in de Europese geschiedenis. De Europese munt is een feit. Het geestelijk fundament -het humanisme uit het Griekse rijk (250 jaar voor Christus)- is en wordt gelegd, maar er ontbreekt nog één element aan: de islam. In het komende vrederijk van de mens -zoals voorzegd in de profetie- moeten alle elementen van die vier wereldrijken uit Daniël 2 en 7 worden verenigd. Samen vormen ze het rijk van de Antichrist uit Openbaring 13, dat wordt getekend met dezelfde karaktertrekken, namelijk die van verscheurende dieren uit Daniël 7.
In Daniël 2 is de uitleg van het angstaanjagende beeld van Nebukadnezars droom, de beschrijving van vier wereldrijken (Daniël 2:36 e.v.). In Daniël 7 worden deze wereldrijken benoemd met de namen van verscheurende dieren, maar het gaat om diezelfde vier wereldrijken (Daniël 7:17).
Omdat deze profetische hoofdstukken door menselijke interpretaties van de Schrift onder ons zijn ’zoekgeraakt’, is het bijbels zicht op de wereld waarin wij leven verduisterd geraakt. De grote tegenstander van God is tevens de grote hater van Gods Woord en van de profetie, waarin Israël straks de hoofdrol zal gaan spelen. Daarom moest Hitler eerst de Joden uitroeien wilde hij zijn ’duizendjarig rijk’ kunnen realiseren. De geesten uit de afgrond hadden Hitlers gedachten daarmee geheel gevangen genomen.
De tragiek van vandaag is dat ook christelijke partijen in Europa zich inzetten voor toetreding van Turkije. Men noemt zich wel christelijk, maar de politieke grondlijnen zijn meestal humanistisch. Er is geen bijbelse -vooral geen profetische- grondlijn te bespeuren in de Europese politieke programma’s van christelijke partijen. Er zijn geen Daniëls aan het hof (het Euro-parlement). Bij een recent onderzoek bleek 60 % van de Nederlanders tégen toetreding van Turkije. Toch moeten we vrezen dat het er op termijn wel van komt. Dan komen er zo’n zeventig miljoen moslims bij in Europa. De geestelijke machten -liever: de ’goden’- van de vier wereldrijken van Daniël zijn dan in de Europese smeltkroes tot één geworden: het herstelde Romeinse Rijk. De antichrist kan dan zijn troon bestijgen. Profetie is dan werkelijkheid geworden.”