Gerust
Veel belijders zijn sterk en tonen krachtige helden te zijn, maar het is in het oefenen en het bedrijven van de zonden en gruwelen. Zij keren zich in de loop daarvan om, gelijk een onbesuisd paard in de strijd. Noch de goddelijke dreigementen, noch de goddelijke oordelen kunnen hen stuiten. Hun loop is boos en hun hart vol van kwaad te doen. Geweld is bij hen. Er is geen gebod van God of zij overtreden het met opzet. Zij zijn in het zondigen als Achab, die zich verkocht had om kwaad te doen in de ogen van de Heere. Zij tonen hun sterkte door hun geweten toe te schroeien. Wat moeite er ook aangewend wordt om hen te verontrusten, niets helpt hen.Och, dat dit niet gezegd zou moeten worden van veel belijders. Zij bieden tegenstand tegen alles wat hun het zondigen belet. O, wat krioelt de gereformeerde kerk niet van mensen die vleselijk goddeloos zijn en zichzelf weiden zonder vrees. Het wordt die belijders toegeroepen dat de hemel niet zonder strijd te bekomen is en dat de vijanden het op hun verderf hebben toegelegd. Zij bieden echter niet de allerminste tegenstand, zij laten toe dat de god dezer eeuw in hen werkt, gelijk hij doet in de kinderen der ongehoorzaamheid en in hen die verloren gaan.
Ze zijn gerust, ofschoon zij slapen in de schoot van de verleidende wereld.
Hendricus de Frein, predikant te Middelburg (Een strijdende heilige, 1738)