Spreek over rechtvaardiging als vergeving
Wanneer we zien dat God zich in het Evangelie openbaart als de Barmhartige, is het besef dat wij zondaren zijn geen reden om bij God weg te blijven, maar de beste aansporing om naar Hem toe te gaan.
Wie aan de leer van de rechtvaardiging denkt, denkt aan Luther. En wie aan Luther denkt, denkt aan de rechtvaardiging. Want dat was immers zijn ontdekking? De rechtvaardiging van de goddeloze, zonder de werken, door het geloof. God zit op Zijn rechterstoel en eist volmaakte gerechtigheid. Die vindt Hij niet bij ons zondige mensen. Toch spreekt de hemelse Rechter vrij, op grond van de volmaakte toegerekende gerechtigheid van Christus. Aldus vindt de rechtvaardiging plaats, als een zaak van recht en billijkheid.
Wellicht verrassend, maar bij Luther vind je bovenstaande verwoording zo niet. Luther was uiteraard bekend met het beeld van God als een rechter. Maar de grote bevrijding was juist voor hem dat God in het Evangelie geen rechter is. Overeenkomstig de Wet is God de Rechter, maar in het Evangelie is Hij de Barmhartige. De boodschap van het Evangelie is niet dat God rechtvaardigheid eist, maar geeft.
In de middeleeuwse theologie was uitvoerig nagedacht over de verhouding van Gods barmhartigheid en rechtvaardigheid. Alle theologen beleden dat God beide is: zowel barmhartig alsook rechtvaardig. Volgens de bekende Lutherkenner Heinrich Bornkamm waren er in de middeleeuwen uiteindelijk drie opvattingen over hoe we de onderlinge relatie tussen beide eigenschappen van God moeten verwoorden. Niettemin beschouwden allen Gods rechtvaardigheid als een ”basalere” eigenschap dan Zijn barmhartigheid. Eerst moet er aan Gods rechtvaardigheid zijn voldaan, voordat Hij barmhartig kan zijn. De ruimte voor barmhartigheid moet, om zo te zeggen, op de rechtvaardigheid van God bevochten worden.
Luther liep hierin vast. Hij was overtuigd van Gods rechtvaardigheid. Daaronder verstond hij Gods straffende recht. Natuurlijk geloofde Luther ook dat God volmaakt barmhartig is, maar hij wanhoopte eraan of God hém barmhartig zou zijn. Dat was niet omdat Luther de middeleeuwse theologen niet begrepen had, maar juist omdat hij ze heel goed begrepen had.
Allereerst barmhartig
De ontdekking van Luther was deze: God is allereerst barmhartig, en daarna ook rechtvaardig. God is beslist beide, maar Gods barmhartigheid is ”basaler”. Wie God wil leren kennen, moet niet bij Zijn rechtvaardigheid beginnen maar bij Zijn barmhartigheid. Wij moeten daarom allereerst geloven, belijden en zeggen dat God barmhartig is. Vervolgens spreken wij zó over Gods rechtvaardigheid, dat ze geen inbreuk vormt op Gods barmhartigheid. Vaak zegt Luther het zelfs zo, dat Gods rechtvaardigheid Zijn barmhartigheid ís. In de kortste vorm zegt Luther: rechtvaardiging = vergeving der zonden.
We kunnen het ook als volgt verwoorden. Luther kreeg vanuit de traditie twee kernwoorden over God aangereikt: Gods barmhartigheid en rechtvaardigheid, en hij bleef ze beide gebruiken. Maar Luther heeft het begrip ”rechtvaardiging” zodanig geïnterpreteerd dat het de lading kreeg die er ligt in het begrip ”barmhartigheid”. Hij heeft Gods barmhartigheid op zo’n manier centraal gesteld, dat Gods rechtvaardigheid erdoor van kleur veranderde. In de middeleeuwse theologie was Gods barmhartigheid onderdeel van Gods rechtvaardigheid, maar bij Luther is de rechtvaardigheid onderdeel van Gods barmhartigheid. De rechtvaardiging is geen zakelijke gebeurtenis waarin de rechter zijn werk doet, maar het is een daad van genade, waarin God uit louter barmhartigheid de zonden vergeeft. Luther nam het woord ernstig dat God Zijn Zoon niet in de wereld gezonden heeft opdat Hij de wereld zou oordelen, maar om de wereld zalig te maken (Johannes 3:17).
Hoe radicaal Luther hier was, blijkt uit een disputatie over de vergeving (1518). De priester ziet voldoende tekenen van oprecht berouw als hij merkt dat de zondaar om vergeving vraagt en de woorden van de priester gelooft. De priester moet niet zoveel nadruk op het berouw leggen dat de zondaar zou denken dat dit hem waardig maakt. Veelmeer moeten Christus’ woorden bij de zondaar worden ingescherpt: „Geloof, mijn zoon, je zonden zijn je vergeven!”
NGB
De tijd heeft sinds Luther niet stilgestaan. Er zijn verdere ontwikkelingen geweest in de lutherse traditie en ook in de gereformeerde traditie. Waardevolle inzichten uit de middeleeuwen zijn daarbij toch weer doordacht en opgenomen in de reformatorische theologie. Maar de nauwe band tussen rechtvaardiging en vergeving is gebleven. De Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) zegt in artikel 23: „Wij geloven dat onze gelukzaligheid gelegen is in de vergeving van onze zonden om Jezus Christus’ wil, en dat daarin onze rechtvaardigheid voor God begrepen is.” Calvijn zegt dat Gods rechtvaardigheid volledig ligt in Zijn vergeving.
Het zou dan kunnen lijken alsof het dus niet uitmaakt of wij spreken over vergeving of over rechtvaardiging. Als beide benamingen hetzelfde aanduiden, dan maakt het toch niet uit welk woord je gebruikt? Toch wel, denk ik, en hieronder wil ik dat uitwerken.
Ondanks NGB-artikel 23 heeft de gereformeerde gezindte voorkeur om te spreken over rechtvaardiging. Veel dominees vinden ”de rechtvaardiging van de goddeloze” de kern van de theologie. Dat zou echter wel tot gevolg kunnen hebben dat God (ondanks de ontdekking van Luther) toch allereerst als een rechter wordt beschouwd. En dat doet veel met hoe wij denken over God. Als God als rechter vrijspreekt, dan is dat een daad van God waartoe Hij verplicht is. Hij zou onrechtvaardig zijn als Hij het niet deed. Maar dat houdt onwillekeurig en onbewust de optie open dat God onvrijwillig en gedwongen vrijspreekt. Hij doet het misschien niet van harte. Of, beter gezegd, het is niet noodzakelijk voor een rechter om van harte en met vreugde vrij te spreken. Een rechter doet zijn werk en meer niet. Hij handhaaft de wet en dan is het goed.
De taal en toon van onze theologie worden anders als we spreken over vergeving. Vergeving heeft niet de klankkleur van de rechtszaal. God is niet verplicht om te vergeven. Hij wordt er door niemand toe gedwongen. Hij zou ook zeker niet oneerlijk zijn als Hij het niet deed. Toch vergeeft Hij. Waarom? Omdat Hij wil vergeven, onze zaligheid verlangt. Omdat God zijn genade wil uitdelen. Omdat Hij bekend wil zijn als de Barmhartige.
Zondaren
Ik zie nog een voordeel aan het spreken over vergeving van de zonden, in plaats van alleen over rechtvaardiging. Als het gaat over vergeving, dan worden er zonden vergeven. De vergeving sluit dus aan bij precies het punt dat ons het eerst doet twijfelen aan Gods barmhartigheid – onze zonden. Rechtvaardiging zegt, in ieder geval in het besef van veel mensen, dat God pas rechtvaardigt als er een volkomen gerechtigheid is. Vergeving daarentegen zegt dat God nog steeds vergeeft, ook als wij zondaren zijn.
Dit is geen pleidooi om niet meer over rechtvaardiging te spreken. Het is het leerstuk waarmee de kerk staat of valt. Maar laat het dan wel rechtvaardiging zijn als vergeving. Rechtvaardiging in de zin van Luther, en niet in de zin van de middeleeuwse traditie voor hem. Als we God alleen als rechter zien, komen we niet verder dan het angstige gebed van Psalm 143: „Ga niet in het gericht, want niemand die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn.” Luther zou zeggen: dan komen we niet verder dan de Wet. Maar wanneer we zien dat God zich in het Evangelie openbaart als de Barmhartige, gaan wij de woorden van Psalm 25 bidden: „Denk aan mij toch in genade om Uw goedheid eer te geven.” Dan doen we een beroep op het barmhartige hart van God. Niet op Zijn rechtsgevoel, maar op Zijn bewogenheid. Dan is het besef dat wij zondaren zijn geen reden om bij God weg te blijven, maar de beste aansporing om naar Hem toe te gaan.
De auteur is vertaler bij de Luther Heritage Foundation.