Hoop groeit waar beheersing tekortschiet
De Antwerpse orthodoxe jood Aron Berger verloor twee jaar geleden zijn plaats op een lokale kieslijst omdat hij vrouwen niet de hand wilde schudden. Tegenwoordig haalt hij het nieuws omdat er in zijn gemeenschap teveel handen worden geschud. Het kan verkeren.
Onlangs noemde Berger mensen die hun moeder al elf maanden niet binnenshuis willen zien, coronagestoord. Iemand die van een afstandje het coronanieuws beschouwt, kan zich afvragen of Berger niet een beetje gelijk heeft. Keer op keer blijkt dat de maatregelen niet helemaal ‘logisch’ zijn. In onze zucht om de risico’s van het virus te minimaliseren, zijn we tot veel bereid. Wat is er precies aan de hand?
Aannemelijk is dat de lockdownmaatregelen hebben geholpen om het aantal besmettingen en nieuwe ziekenhuisopnames te reduceren. Maar veel minder duidelijk is het effect van elke afzonderlijke maatregel op het totale plaatje. Dit geldt zeker de recente extreme maatregelen, zoals de avondklok en het sluiten van het onderwijs. Opmerkelijk is daarom dat, indien zo’n maatregel (als onderdeel van een pakket) niet voldoende lijkt te werken, alleen het nog strenger en langduriger maken ervan een optie is.
Nieuwe vanzelfsprekendheden
De media suggereren niettemin steeds dat er een strikt causaal verband bestaat tussen ons gedrag, de maatregelen en het aantal besmettingen. Soms krijg je het gevoel dat politici, virologen en epidemiologen zich overschreeuwen. Liever dan toegeven dat veel onzeker is, neemt men forse maatregelen die het beeld in stand houden dat we ondanks alles ”in control” zijn en het virus kunnen ”verslaan”.
Natuurlijk kan in de huidige situatie over twee weken of drie maanden het aantal besmettingen en ziekenhuisopnames weer fors stijgen. Maar het is niet waar dat dit eenduidig valt af te leiden uit het huidige verloop van de coronabesmettingen.
Een voorbeeld hiervan is de uitgebreide verslaggeving over de ”Britse variant”. Ondanks eerdere dramatische voorspellingen van het RIVM over het effect van deze variant op de besmettingen is daar in de huidige cijfers weinig van te zien. Ondertussen wordt er echter wel beleid op gemaakt en worden allerlei doembeelden geschetst. Onderzoek of deze variant inderdaad zo wijdverspreid is als op basis van de modellen wordt gesuggereerd, blijft achterwege.
Ondanks dergelijke serieuze kanttekeningen worden de coronamaatregelen in ons land door de grote meerderheid gesteund, of als vanzelfsprekend ervaren. Natuurlijk moesten we wennen aan de mondkapjes, maar nu dragen we ze allemaal. Eerst vonden we het vreemd dat de scholen dicht moesten, nu is het de vraag of ze wel weer opengaan als het mag. Zonder dat we het merken, lijken er in het afgelopen jaar nieuwe vanzelfsprekendheden te zijn ontstaan. De beperkingen van nieuwe maatregelen wennen snel. Zolang de maatregelen ons comfortabele leven maar niet te veel aantasten, vinden we het allemaal wel best.
Aard van de crisis
De huidige situatie valt alleen te begrijpen tegen de achtergrond van een dominant technisch denken, waarin de hele werkelijkheid berekend en beheerst kan worden. Alleen wat meetbaar is, telt: besmettingscijfers, ziekenhuisopnames, levensjaren. Het is logisch dat een meetbare waarde als het voortbestaan van biologisch leven dan een absolute waarde wordt. Die vinden we veel belangrijker dan allerlei vrijheden die vanouds als essentieel voor het goede leven werden ervaren. Dat dit technisch denken een blikvernauwing met betrekking tot de geestelijke dimensie van ons leven tot gevolg heeft, wisten we al langer. In de coronacrisis wordt deze blikvernauwing grotesk.
Wij zeggen niet: corona bestaat niet, weg met de maatregelen. Maar wel: de maatregelen zijn alleen te rechtvaardigen op basis van een technisch wensbeeld dat wij hebben over hoe ons leven en onze maatschappij horen te functioneren. Blijkbaar willen wij een risicoloos leven, waarin de overheid ons zo ”managet” dat ieders gedrag voorspelbaar en verantwoord is. Ondertussen creëren de coronamaatregelen een nieuwe morele orde. Wie geen mondkapje draagt, moet zich schuldig voelen. Wie relt, is geen mens maar een beest. Wie een test weigert of niet in quarantaine gaat, moet worden opgesloten.
Vaccins
De snelle ontwikkeling van de coronavaccins was een succes, maar inmiddels worden de schaduwkanten steeds duidelijker. Het nuchtere verhaal over vaccins luidt ongeveer als volgt: Ze bieden persoonlijke bescherming tegen het virus. Of het veel helpt om iedereen in te enten, is onzeker. Over bijwerkingen op de middellange termijn weten we weinig. Ergo: inenten van de risicopopulatie lijkt verstandig. Maar zo wordt in het algemeen niet geredeneerd. In onze omgeving horen wij van veel mensen dat ze uitzien naar het prikje. Ze zijn het zat, ze willen weer naar buiten. Want zo is de prik gebracht: als ticket naar vrijheid, als probleemoplossing. Door vaccins kan het systeem van risicobeheersing werken.
Maar juist nu blijkt dat het genuanceerder ligt. Er komen, net als bij de griep, mutaties. De vraag is of je, ook als je gevaccineerd bent, toch anderen niet kunt besmetten. Dus: nog steeds mondkapjes op en afstand houden. De prik lost niet alles op. Het technische systeem hapert en er moet een nieuwe oplossing komen. Een nieuw vaccin, nog meer (en extremere) maatregelen, vaker testen, of nog wat anders? Het uitbannen van risico zet de cyclus van schuld en angst weer van voor af aan in gang. Vaccins zijn daarom niet zomaar een medisch hulpmiddel dat toepasbaar is in speciale gevallen. Ze functioneren binnen een systeem van risicobeheersing dat is opgetuigd met behulp van een collectief schuldgevoel.
Als je je niet laat vaccineren, breng je mensen in gevaar. Je toont dan overduidelijk geen oprechte compassie en verdient uitsluiting van de samenleving. Die gedachte vinden wij verwerpelijk. Als het vaccin dient om mensen buiten te sluiten, zijn er vermoedelijk andere krachten in het spel. Krachten die ogenschijnlijk niet bewust worden opgeroepen, maar die met een moeilijk woord ”epifenomenaal” zijn. Dat is: ze zijn een onvermijdelijke en levensgevaarlijke eigenschap van het opgetuigde schuldsysteem.
Wending
Wij eindigen niet in mineur. Elke crisis in de historie leerde ons dat een onverwachte wending mogelijk is. De Joodse denker Martin Buber eindigt zijn boek over Godsverduistering met de veelzeggende woorden: „De verduistering van het Godslicht is geen uitdoven; morgen reeds kan wat tussenbeide trad geweken zijn.” Het is onze taak om met deze wending rekening te houden en haar ter sprake te brengen. Juist omdat de controle ons ontsnapt, is er hoop.
Aart Nederveen is hoogleraar toegepaste MR fysica aan de UvA. Yke Bauke Eisma is promovendus robotica aan de TU Delft. Geertjan Zuijdwegt is onderzoeker bij het Centrum voor religie, ethiek en detentie en doceert aan de Faculteit theologie en religiewetenschappen van de KU Leuven.