Kerk & religie

Dijbeen in kerk Rome toch niet van Jakobus

Al sinds de zesde eeuw wordt beweerd dat in de Santi Apostolikerk in Rome een dijbeen van Jakobus ligt. Het is echter onmogelijk dat dit bot aan de apostel heeft toebehoord.

Redactie kerk
3 February 2021 10:38
Al sinds de zesde eeuw wordt beweerd dat in de Santi Apostolikerk in Rome een dijbeen van Jakobus ligt. beeld Lalupa/Wikmedia
Al sinds de zesde eeuw wordt beweerd dat in de Santi Apostolikerk in Rome een dijbeen van Jakobus ligt. beeld Lalupa/Wikmedia

Van heinde en verre komen mensen al sinds de zesde eeuw naar de kerk in Rome om daar met eigen ogen relikwieën te aanschouwen: een dijbeen dat wordt toegeschreven aan Jakobus (de zoon van Alfeüs) en een scheenbeen en gemummificeerde voet die van Filippus zouden zijn geweest.

Het dijbeen moet echter van iemand zijn geweest die zo’n twee eeuwen later leefde dan Jakobus. Dat concludeert een internationaal onderzoeksteam in het nieuwste nummer van het tijdschrift Heritage Science. Het team stond onder leiding van prof. dr. Kaare Rasmussen uit het Deense Odense. Onder de andere deelnemers was prof. dr. Hans van der Plicht, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen en expert op het gebied van koolstof 14-dateringen.

Analyses

De onderzoekers zijn er niet in geslaagd de resten die worden toegeschreven aan Filippus te ontsmetten en te dateren. Hoe oud deze zijn, blijft dus onbekend. Het vermeende dijbeen van Jakobus konden zij wel onderwerpen aan een aantal analyses. De koolstofdatering wees erop dat het dijbeen moet zijn geweest van iemand die leefde tussen 214 en 340 na Christus – zo’n 160 tot 240 jaar later dan Jakobus.

Wie die persoon was, zal waarschijnlijk nooit bekend worden. De onderzoekers vinden het aannemelijk dat het dijbeen van een vroege christen is geweest, omdat het waarschijnlijk uit een christelijk graf is gehaald door iemand die ervan overtuigd was dat Jakobus daar begraven lag. Hetzelfde zou zijn gebeurd met de overblijfselen van Filippus.

Nadat het christendom in de vierde eeuw staatsgodsdienst werd in het Romeinse Rijk, werden overblijfselen van vereerde christelijke martelaren uit hun graven gehaald en naar kerken verplaatst om als relikwieën te worden vereerd. Dit wordt ”translatie” genoemd. Het is onbekend wie de vermeende resten van Filippus en Jakobus heeft verplaatst en waar zij vandaan kwamen. Bekend is wel dat deze resten sinds de zesde eeuw liggen in de kerk die ter nagedachtenis aan beide apostelen is gebouwd.

De eerste historisch bekende verplaatsing van het lichaam van een martelaar naar een kerk is die van Babylas van Antiochië in het jaar 354. Zijn lichaamsresten werden van een begraafplaats in Antiochië overgebracht naar een kerk in de voorstad Daphne, die keizer Constantius Gallus speciaal daarvoor had laten bouwen.

Vanaf de tweede helft van de vierde eeuw laten bronnen een toenemende populariteit en verspreiding van relikwieën zien. Ondanks de kritiek van bisschoppen begonnen mensen relikwieën van martelaren en heiligen in kerken te plaatsen. In het hele Romeinse Rijk werden lichamen en lichaamsdelen opgegraven, verplaatst en in vele kerken herbegraven in de apsis, vlak bij het altaar.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer