Kerk & religie

Versteende vingers in Thiérache getuigen van wreed verleden

In de plooien van het zacht golvende gebied van Thiérache –het landschap ten noorden van de Franse stad Reims– verschuilen zich vredige dorpjes rondom stokoude kerkjes. Die godshuizen lijken op kleine kastelen. Met dreigende schietgaten. Er was een tijd dat Thiérache niet zo vredig was als nu.

Wim Eradus
22 January 2021 11:20Gewijzigd op 23 January 2021 12:33
De zestiende-eeuwse burchtkerk in Parfondeval is bijzonder stevig gebouwd. Het gebouw heeft verschillende schietgaten. Vandaag de dag is in het gebouw een museum gevestigd. beeld Wikimedia, René Hourdry
De zestiende-eeuwse burchtkerk in Parfondeval is bijzonder stevig gebouwd. Het gebouw heeft verschillende schietgaten. Vandaag de dag is in het gebouw een museum gevestigd. beeld Wikimedia, René Hourdry

Thiérache koestert zijn kerken, die als versteende vingers in het landschap hun verhaal vertellen. De streek heet niet voor niets ”Het land van de versterkte burchtkerken”: zo’n zeventig bij elkaar. Uit de architectuur van de godshuizen blijkt hun toegevoegde militaire functie.

Voor Koos Bossink, oorspronkelijk missionaris in Noord-Afrika, was de kennismaking met de regio onvergetelijk. De aanblik van de burchtkerken liet hem niet meer los. Hij rustte niet voordat hij het ware verhaal erachter had opgetekend.

Bossink weet inmiddels dat dit de kerken waren van de arme dorpelingen. Ze voelden zich erg onveilig, maar hadden geen geld om weerbare kastelen te bouwen. „Hun angst voor de vijand bracht hen ertoe om hun kerken met gevechtstorens te versterken. Als de vijand naderde, vluchtte de bevolking in allerijl naar de dichtstbijzijnde kerk. De weerbare mannen namen hun intrek in de versterkte toren –de donjon– en de overige dorpelingen hielden zich schuil onder de hanenbalken in de kerk en wachtten tot het gevaar was geweken. Zo veel als mogelijk kreeg ook hun veestapel onderdak in het schip van het kerkgebouw.” Bossink schreef dit in 1988 in het ”Nieuwsblad Hoog en laag” van de gemeente Renkum.

Plundering

De kerkjes in Thiérache zijn oorspronkelijk veelal in de twaalfde en de dertiende eeuw gebouwd als alledaagse parochiekerken. In de tweede helft van de zestiende eeuw wordt Frankrijk geteisterd door burger- en godsdienstoorlogen. Thiérache wordt een waar slagveld tussen de katholieke Liga en protestantse medestanders van Hendrik IV. De plattelandsbevolking begint een aantal dorpskerken te versterken tot een veilig vluchtoord.

In de loop van de zeventiende eeuw ontstaat in Frankrijk opnieuw grote politieke onrust. Frankrijk verklaart de oorlog aan Spanje. Met name deze strategisch zo belangrijke grensstreek met de Nederlanden wordt regelmatig bedreigd door invasies van de Spaans-Oostenrijkse troepen en rooftochten van plunderende benden en huursoldaten, die Bossink „het gespuis in uniform” noemt. Bovendien trekken hevige binnenlandse politieke twisten en godsdienstoorlogen hun bloedige sporen.

Het wordt nog erger als de Franse koning Lodewijk XIII in 1643 overlijdt. Er ontstaat rond zijn 5-jarige zoon Lodewijk XIV, de latere ”Zonnekoning”, een langdurige en verbeten machtstrijd. De anarchie grijpt om zich heen. Legerkorpsen en ongeregeld soldatenvolk overspoelen het land van Thiérache. Iedere keer met dezelfde afloop: paarden, vee en veldgewassen worden gestolen, geld wordt afgeperst, graanschuren worden geplunderd, boerderijen in brand gestoken en vrouwen verkracht. Ontzettend is de ontreddering. Wie over genoeg moed en geld beschikt, vlucht naar het buitenland. Zij die blijven, zijn gedwongen in hun eigen dorpjes afdoende maatregelen te nemen tegen het bandeloze geweld.

Zo ontstaan steeds meer ”églises fortifiées” – versterkte burchtkerken. Dorpskerkjes, die al een lang leven als godshuis achter de rug hebben, worden omgebouwd tot veilige vestingen. Architectonisch stelt dat niet veel voor. „Toch hebben de bijna zeventig versterkte kerkjes van Thiérache een vreemde schoonheid over het golvende land gelegd. Wie door het stille landschap dwaalt, kan er zo ineens voor staan: achter een bocht van een landweggetje, of in een dorpskom, tussen een paar bomen”, schrijft Bossink poëtisch.

Erfgoed

Gelukkig zien de Fransen nu in dat die gefortificeerde kerken een onvervangbaar historisch erfgoed vertegenwoordigen en treffen zij maatregelen om de bedehuizen voor verder verval te behoeden. Bossink benadrukt het cultuurhistorische belang van de burchtkerken: „Je realiseert je dat je te maken hebt met de exclusieve nalatenschap van boeren en burgers, die in de meest bedreigde periode van hun leven hun heil zochten binnen de kerkmuren.”

Bossink zelf vindt vooral de gerestaureerde kerk van Burelles erg mooi. Hij noemt haar zelfs „de showkerk onder de versterkte burchtkerken.”

We gaan naar binnen. Borden met verklarende schetsjes en teksten geven uitleg. Via een wenteltrap bereiken we een van de hoektorens. Vanuit verschillende schietgaten kun je de omgeving goed observeren. Daarna komen we in de halfdonkere ”Salle des Juifs” (Zaal der Joden), een grote vluchtruimte die plaats bood aan heel de oorspronkelijke bevolking van het dorp. Een grote schouw geeft aan dat hier ooit werd geleefd: de vrouwen bakten er brood, terwijl de mannen de wacht hielden bij de schietgaten.

Plomion

Na een korte rit komt de machtige gefortificeerde kerk van Plomion in zicht. Het is de Église Notre-Dame, die ver boven het dorp uittorent. Aan het einde van de zestiende eeuw werd dit bedehuis aan de voorzijde versterkt met een monumentale donjon, voorzien van twee torens met schietgaten. De grote kamers in de donjon, met open haard, zijn bedoeld om de hele bevolking langdurig te huisvesten en zo een belegering te weerstaan. Maar de deur is op slot en het enige restaurantje heeft de moed verloren om de dorst van nieuwsgierige Nederlanders te lessen (voor de duidelijkheid: deze tocht is nog voor coronatijd gemaakt). Daarom: snel door naar Jeantes.

De versterkte burchtkerk van Jeantes, de Église Saint-Martin, heeft een geheel andere uitstraling. De buitenkant is minder indrukwekkend dan die van de kerk in Plomion. Als je de zware deur opendraait, vallen zonnestralen op de fraai bewerkte doopvont, die meer dan duizend jaar oud is. Op een wankel tafeltje ligt het gastenboek. We zien de neergekrabbelde zinnetjes van de 7-jarige Sammy: „Ik vind het een leuke kerk, met torens en schietgaten ook. Jammer dat je er geen kaarsen kan branden!” Een Nederlandse tekst. Je zou het niet verwachten, maar dit godshuis heeft een speciale band met ons land.

Restauratie

Zo’n halve eeuw geleden bracht de Limburgse docent beeldende vorming en kunstschilder Charles Eyk een bezoek aan dit volledig verwaarloosde kerkgebouw. Het rook er muf en de gescheurde muren waren groen uitgeslagen. Eyk trok zich dit erg aan.

Na terugkeer op de academie vertelt de kunstschilder wat hij daar zag en maakt hij een groepje studenten enthousiast om hier iets aan te doen. Gezamenlijk klaren zij de klus: de grondige restauratie van de kerk.

Charles Eyk schildert op de binnenmuren kleurrijke iconen met Bijbelse voorstellingen. We zien verbaasde herders in Efratha’s velden luisteren naar het lied van de engelen. En als achtergrond van de oude doopvont de wonderbare visvangst. Zo ontstaat een blijvend zichtbare band tussen Nederland en het boerendorpje Jeantes.

Pronkstuk

Het laatste doel van onze tocht langs versterkte burchtkerken is Parfondeval. Een klein dorp met zo’n 250 inwoners, dat op websites wordt aangeprezen als een van de mooiste landelijke dorpjes van Frankrijk. Pronkstuk is ongetwijfeld de versterkte burchtkerk Église Saint-Médard. De zestiende-eeuwse kerk, fotogeniek gelegen achter een poortgebouw, is bijzonder stevig gebouwd. De elegante entree ziet er uitnodigend uit. Totdat je links en rechts in twee dreigende schietgaten staart. Die zitten ook in de twee zijtorens van de donjon. Dringt de vijand toch binnen in het voorportaal, dan wordt hij vanuit een gat in het plafond getrakteerd op stenen of andere onaangename zaken.

Anno 2021 is de versterkte burchtkerk fraai gerestaureerd en is de eerste verdieping van de donjon ingericht als expositieruimte. Foto’s, video’s, tekeningen en teksten –ook in het Nederlands– laten zien hoe de arme bevolking in deze en circa zeventig andere versterkte burchtkerken een veilig verblijf vond. Schrijver Marc Blancpain (1909-2001), opgegroeid in deze landstreek, beschrijft ze als „ware documenten van steen, werken van een volk dat vastbesloten is om niet te sterven.”

Genemuiden

Ook in Genemuiden duikt de familienaam Jumelet op. Jan Beens, ooit schipper in Frankrijk, is getrouwd met Marie Jumelet. Hij gaat zich verdiepen in de familiegeschiedenis, pluist archieven uit en vertelt graag over de geschiedenis van de hugenoten. Beens ontdekt dat schoenmaker Georges Magnier uit het naburige Lemé de eerste martelaar van de Reformatie in Thiérache was. Toen Magnier in 1550 met de verboden Bijbel in de hand langs de deuren de Evangelieboodschap bracht, werd hij gearresteerd en veroordeeld tot de galeien.

Beens wijst ook op de latere godsdienstige oplevingen in de eerste decennia van de negentiende eeuw. De Zwitserse predikant Colani brengt de geestelijke opwekking vanuit Genève over naar Thiérache. Ook daar ontstaat een sterk geestelijk ontwaken als vrucht op zijn indringende prediking. Hij sticht in het dorpje Lemé een kerk, die in 1820 in gebruik wordt genomen. Ondanks het gure weer stromen van alle kanten geloofsgenoten luid psalmenzingend toe. De kerk raakt al snel overvol en velen moeten buiten op het gras de preek van dominee Colani over Openbaring 3:20 beluisteren.

Nu, twee eeuwen later, is de kerk van Lemé omgebouwd tot museum over de geschiedenis van het protestantisme, met name in Thiérache.

>>musee-leme02.fr

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer