Verrassend pleidooi voor ”gewoon sterven”
Nee, er móét niet gekozen worden voor euthanasie. „Alle aandacht voor euthanasie wekt (…) al gauw de indruk dat nagenoeg ieder sterfbed met ondraaglijk en uitzichtloos lijden gepaard gaat.”
Ineke Visser, voorzitter van het Landelijk Expertisecentrum Sterven, publiceerde twee verrassende boekjes over sterven. Ze pleit voor een nieuw verhaal over de laatste levensfase in onze samenleving. Dat is niet voor niets. De komende tien jaar zal het aantal mensen dat jaarlijks overlijdt toenemen met 14 procent. We sterven langer en later.
De laatste levensfase is steeds meer een gemedicaliseerd proces geworden. Visser pleit ervoor om de wereld van efficiency, zorgkosten en protocollen in te wisselen voor ogen en oren die openstaan voor de mens, voor mededogen en compassie. „Sterven is gewoon, in die zin dat het alledaags is (…) het gebeurt aan ons en is (…) niet te regisseren.”
Het sterven is volgens haar een autonoom proces van overgang waarin „wij misschien iets van het mysterie van het leven kunnen ervaren.” Ze schrijft: „Ontzag en respect voor dat mysterie van het leven zullen uiteindelijk bepalend zijn voor de wijze waarop wij met delicate kwesties rond leven en dood omgaan. Grijpen we in, onwetend en onbewust?”
Dat een pleidooi voor ”gewoon sterven” nodig is, heeft volgens Visser drie oorzaken:
1. We leven dankzij de medische vooruitgang immers langer en de meesten van ons sterven in een ziekenhuis of zorginstelling;
2. De samenleving is verregaand geseculariseerd en het materialistische mensbeeld deed zijn intrede. Het is dan niet vreemd dat sterven, in deze schijnbaar maakbare samenleving, steeds verder van ons af is komen te staan. Het materialistisch mensbeeld beperkt ons om de vraagstukken van het levenseinde tegemoet te treden;
3. In onzekere tijden lijken we houvast te willen vinden in beheersing en regie. De indiening van de initiatiefwet voltooid leven in juli 2020 door D66 is hiervan een voorbeeld. Hierdoor dreigt een verkeerde perceptie over de laatste levensfase te ontstaan.
Kwetsbaarheid
In tien boeiende verhalen die zijn te lezen in het boekje ”Het leven voltooien. Tien persoonlijke verhalen over de waarde van leven met sterven” gaat het om het proces van stervenden in verbinding met nabije dierbaren. In elk geval één aspect blijft na het lezen knagen. Uit meerdere verhalen komt naar voren dat stervenden hun kinderen niet tot last wilden zijn. Stervenden, en dat zien wij ook terug bij ouderen in het algemeen, kunnen het lastig vinden om in hun kwetsbaarheid afhankelijk te zijn van anderen. Zozeer dat het zelfs aanleiding kan vormen tot een verzoek om actieve levensbeëindiging.
In het Perspectief-onderzoek van Els van Wijngaarden (2020) gaf van de onderzoeksgroep met een actieve doodswens 42 procent (!) van de respondenten aan dat deze wens werd versterkt door „het gevoel anderen tot last te zijn.”
Visser wijst er in haar inleiding op de verhalen op dat een gevolg van de initiatiefwet voltooid leven van D66 een vraag op kan roepen bij ouderen. Namelijk: „Is het misschien beter dat ik er niet meer ben?”
Drie aansporingen
Dit boeiende tweeluik van het Landelijk Expertisecentrum Sterven leidt wat mij betreft tot drie aansporingen.
1. Het belang van terminale zorg, stervensbegeleiding maar ook de bredere palliatieve zorg kan niet worden onderschat. Het biedt stervenden en hun dierbaren ruimte om in alle rust te sterven: afscheid nemen van het leven, het zo in zekere zin te voltooien en zich ook voor te bereiden op het hiernamaals wanneer men gelooft dat het sterven niet het eindstation is.
2. Mensen sterven soms liever in eenzaamheid of hebben een actieve doodswens om anderen niet last te zijn. Dat is een aanklacht voor de maatschappij, waarin het maakbaarheidsdenken zover is doorgevreten dat er geen ruimte is voor kwetsbaarheid, hulpvragen en lijden. Het zou ons als samenleving moeten aansporen om ouderen, kwetsbaren en zeker stervenden met liefde, zorg en trouw te omringen.
3. Visser pleit ervoor het sterven ook als universeel proces te zien waarmee elke religie en levensbeschouwing wordt overstegen. Ik onderstreep het waar ze schrijft dat we door de eeuwen heen als mensheid veel weten over het stervensproces.
Graag zou ik daarom óók nog eens een blik in het verleden te werpen. Aan het einde van middeleeuwen was er een opkomst van hulpboekjes bij het sterven, de zogeheten ars moriendi-geschriften (ars moriendi: kunst van het sterven).
Naast heel praktische punten, in de lijn van de handreikingen die Visser ook doet en waarmee ze zich eigenlijk in een lange traditie plaatst, gaat daarbij aandacht uit naar wat we nu zingevingsvraagstukken noemen. Naar in het reine komen met jezelf, je omgeving en met God, de Schepper van alle dingen, op Wiens adem wij leven en in Wiens handen we ons leven mogen teruggeven.
Zo schreef de hervormer Martin Luther in 1519 een geschriftje over de voorbereiding op het sterven (”Sermon von der Bereitung zum Sterben”). Ondanks alle verschillen die door de tijd zijn ontstaan, kan dit –en andere ars moriendi-werken– ter inspiratie dienen om te komen tot waardig sterven.
Een pleidooi voor ”gewoon sterven” verdient steun. Een pleidooi voor ”goed sterven”, naar de meer letterlijke, oorspronkelijke betekenis van het woord ”euthanasie”, blijft noodzaak. Een christen zal bovendien pleiten voor stervenspastoraat om te komen tot een ”zalig sterven”. Van Luther leren we dat de voorbereiding daarvoor al begint in het volle leven.
Boekgegevens
Sterven. Tijd voor een ander verhaal, Ineke Visser; uitg. Landelijk Expertisecentrum Sterven; 48 blz.; € 9,50;
Het leven voltooien. Tien persoonlijke verhalen over de waarde van leven met sterven, Ineke Visser; uitg. Landelijk Expertisecentrum Sterven; 72 blz.; € 9,50