Ode aan opa
Mijn opa’s heb ik nooit gekend. De een overleed vijftig jaar geleden, de ander nog eerder. Als je je verre voorvaderen nooit hebt ontmoet, weet je niet wat je mist. Totdat je de waarde van levenservaring gaat inzien, zo leerde ik een paar jaar geleden. Gedachtig aan Efeze 4 had ik ten onrechte geconcludeerd dat de Heere Jezus tot opbouw van Zijn lichaam alléén apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars gegeven heeft. Maar God geeft meer dan de ambten. Sommigen heeft Hij ook gegeven als opa. Althans, aan mij.
Toen mij vier jaar geleden een ambt werd toebedeeld, kreeg ik er een gratis grootvader bij. Samen gingen we op huisbezoek. Broeder-opa en ik scheelden zo’n vijftig jaar. Niet verwonderlijk dat hij met regelmaat sprak: „Je had mijn kleinzoon kunnen zijn.” Alhoewel je van een decennialange ouderlingenbagage meetorsende grijsaard vooral ouderwetsheid zou verwachten, bleek hij groen en fris. Van een andere twintigerbroeder had hij kort daarvoor geleerd hoe heilzaam het is om samen te bidden voordat je op pad gaat. Sindsdien zocht de Benz-bolide een inham, zodat vier handen zich konden vouwen, voordat er bij de pastoranten werd aangebeld.
Zijn schat aan levenservaring was voor mij een openbaring. Kende ik Habakuk vooral vanuit het Boek, hij kende Habakuk als voormalig veehoeder vanuit zijn leven. Hij leerde mij dat je je ook in de God van je heil kunt verheugen als er geen koe meer in de stal staat.
Inmiddels is broeder-opa met zijn vriendelijke vrouw verhuisd, van een vrijstaand villaatje naar een appartement 65 kilometer verderop. Vreemd genoeg moet ik deze nacht aan een van zijn gevleugelde uitdrukkingen denken. Onze baby zet haar drinkpatroon ook ’s nachts graag voort, waardoor ik de slaap niet kan vatten, en morgenochtend roept de scholing van pubers weer. En dat terwijl onderwijzen vooral voorspoedig verloopt als je onwijs fris en fruitig bent. Hoe red ik dat? Broeder-opa vertelde meermalen (en ik mag het met u delen) hoe een van zijn telgen afhankelijkheid van de Schepper had geleerd. De kleuter was zo moe, maar kon niet slapen. Voortaan veranderde het kind de openingszin van het avondgebed: „Mag ik slapen? Ik ben moe.”
Jongeren floreren bij vruchtdragende, verkondigende oude bomen. Ceders die gevuld zijn met sappen van God en daardoor met hun sterke takken seculiere stormen trotseren. Palmen die recht naar de hemel groeien. Dat laat iets zien van Jesaja’s perspectief (Jes. 55:12): alle bomen zullen in de handen klappen voor God!