Heino Falcke heeft zwarte gaten in de kijker
Een boek schrijven. Dat was iets voor als hij met pensioen zou zijn, dacht de Nijmeegse hoogleraar astrofysica Heino Falcke (54). Toch verscheen onlangs zijn eerste boek ”Licht in de duisternis”.
Hij was immers de eerste die vorig jaar een foto van een zwart gat wist te maken. „Dat was inderdaad een zeldzame ervaring. Heel bijzonder. Niet veel mensen hebben als eersten die foto mogen zien.”
In totaal hebben vier Duitse uitgevers hem benaderd, onder wie twee christelijke. „Ik wilde echter nadrukkelijk geen christelijk boek schrijven, bedoeld voor de christelijke markt. Maar ik wilde me richten op het brede publiek, op mensen die geïnteresseerd zijn in sterrenkunde. Inmiddels is ook een Nederlandse vertaling verschenen.”
Was toen al bekend waar uw boek over zou gaan?
„Jazeker. De foto van het zwarte gat M87* is de kern van mijn verhaal. Maar de uitgevers vonden mijn christelijke achtergrond ook belangrijk. Iemand als de Britse fysicus Stephen Hawking stelt in een van zijn boeken de vraag naar God prominent aan de orde. Die vraag leeft dus. Maar ik ben tegen het geluid dat Hawking over God verspreidt. Ik wil met mijn lezers nadenken over het heelal, en ook een beetje over God.”
Hoe kijkt u terug op de publicatie van de foto van het zwarte gat?
„Ik beschrijf dat chronologisch en een beetje autobiografisch. Als je een beetje van jezelf vertelt, maakt het je boodschap boeiend voor het publiek. Hier een anekdote, daar een verhaaltje. Dat doe ik ook als ik preek, als lekenprediker in de Evangelische Geunierte (luthers en gereformeerd, BvdD) Kirche in Frechen, Duitsland.
Al schrijvend beleefde ik mijn zoektocht naar het zwarte gat opnieuw. Dat hoofdstuk, ”Amazing grace” is dan ook het eerste dat ik heb geschreven, al staat het halverwege mijn boek.”
Hoe is die zoektocht verlopen?
„In 1992 begon ik aan een proefschrift over zwarte gaten. In die tijd hadden astrofysici op basis van berekeningen een vermoeden dat er straling zou kunnen ontstaan aan de rand van een zwart gat, de waarnemingshorizon. In theorie zouden we zelfs kunnen zien waar licht achter de waarnemingshorizon verdwijnt. Maar mij werd verteld: de doorsnee van het gat is twee tot drie keer te klein om te meten.”
Hoe lukte het u ten slotte toch?
„Op een zeker moment vielen de schellen van mijn ogen. Ik kwam tot het inzicht dat een zwart gat zich 2,5 keer groter maakt dan het is. Dan is het dus wel te zien met een telescoop die net zo groot is als de aarde (zie ”Event Horizon Telescope”). Dat moment omschrijf ik als ”Amazing grace”. Zoals slavenhandelaar John Newton tot een nieuw geloofsinzicht kwam –„I was blind, but now I see”–, zo zag ik plotseling op het gebied van de wetenschap iets nieuws. Dat werd me gegeven, als een mosterdzaadje dat me motiveerde en inspireerde. De gedachte dat ik ooit een zwart gat zou kunnen zien, liet me niet meer los.
In mijn enthousiasme verkondigde ik: „Spoedig zullen we het zwarte gat kunnen zien.” Maar dat zou nog twintig jaar duren. In die tijd leefde ik voor de toekomst, je hoopt, je gelooft dat het gaat lukken, en je hebt vertrouwen in de theorie die zegt dat het moet kunnen.
Toen de eerste foto eraan leek te komen, was dat wel spannend. We hebben hem gezien, maar we moesten het geheim houden. Wetenschap is dan niet alleen maar emotie of fantasie; je moet je werk voortdurend in twijfel trekken. Dat houdt je scherp. Daardoor vermijd je fouten.”
Zwarte gaten hebben een eeuwig onbekende kant, schrijft u. Hoe dat zo?
„We hebben de schaduw van de rand het zwarte gat gezien, de waarneminghorizon. Maar wat er voorbij die rand gebeurt, daarover kan de natuurkunde niets vertellen. Dat deel wordt fundamenteel afgeschermd voor ons wetenschappelijke onderzoek. Alle materie, ook licht, verdwijnt erin. Ik heb het weleens figuurlijk ”gaten van de hel” genoemd. Zo bedoel ik ook ”eeuwig” figuurlijk. Zwarte gaten verdampen volgens Hawking, maar dat duurt zo lang dat het voor ons een eeuwigheid lijkt.
Zwarte gaten laten heel duidelijk zien dat er grenzen bestaan aan ons kennen en weten. Sommige astronomen denken dat ze wormholes vormen, poorten zijn naar andere universa. Dat is pure speculatie, en het is zeer onwaarschijnlijk dat die bestaan. Hetzelfde geldt voor multiversa buiten ons heelal. Of ze bestaan, kunnen we nooit meten en daardoor nooit weten.”
Dus de filosofie van het sciëntisme klopt niet?
„Inderdaad. Voorbij de rand van het zwarte gat kunnen wij niets meer meten, en niets meer zeker weten. Het sciëntisme, de filosofie die meent dat alleen de natuurwetenschap tot geldige kennis leidt en alles kan voorspellen, faalt aan de rand van het zwarte gat.”
U vraagt zich in uw boek af of de grote levensvragen van het ”waarom” en ”waartoe” ooit met technologie beantwoord kunnen worden. Helpt uw onderzoek wel bij het beantwoorden van die vragen?
„De astronomie beantwoordt uiteraard geen levensvragen, maar zet wel de mens in perspectief. Sterrenkunde geeft ons een besef van de onmetelijkheid van het heelal, en van onze nietigheid. Dat moet ons nederig maken. Met technologie menen we alles naar onze hand te kunnen zetten, en we kunnen er de hele aarde mee vernietigen. Maar nooit kunnen wij het hele heelal veroveren.
We zouden daarom wat vaker omhoog moeten kijken, om te beseffen hoe klein we zijn. En als je nadenkt over jezelf, de wereld en het heelal, dan kun je ook de vraag naar God eigenlijk niet ontlopen. Kijk, de astronomie levert geen bewijs voor of tegen het Godsbestaan. Maar een keuze voor het bestaan van God of hogere macht is wel degelijk rationeel te maken.”
Hoe dan?
„De Eerste Oorzaak kun je niet bewijzen, maar die moet er wel zijn. Je kunt liefde beschrijven in termen van hormonen en scheikundige processen. Maar zo’n beschrijving is nooit volledig. Zo geldt dat ook voor de persoonlijkheid van een mens; die valt evenmin natuurwetenschappelijk volledig te beschrijven, al ken je alle natuurwetten.
Onze persoonlijkheid is een wonder, dat je als natuurwetenschapper alleen kunt bewonderen. De vraag is vervolgens: als een mens een persoonlijkheid heeft, zou de Eerste Oorzaak van de mens dan geen persoonlijkheid hebben? Dat is voor mij een belangrijk rationeel argument voor het bestaan van de christelijke God.”
U schrijft: „Protonen lijken vatbaar voor zoiets als persoonlijkheid, omdat zij een mens kunnen vormen.” Is materie dan bezield, of is God in de materie?
Falcke lacht. „Dat bedoel ik eigenlijk als raadsel. Wij zijn gemaakt uit stof; dode materie die een heel korte tijd bezield is, als een bloem die bloeit. Het ene proton ‘leeft’, het andere is ‘dood’, terwijl ze verder precies hetzelfde zijn. Wat leven, voelen, denken, hopen, lief hebben betekent, is natuurwetenschappelijk onmogelijk te beschrijven.”
Toch nog de vraag: in hoeverre staan materie en persoonlijkheid met elkaar in verband?
„Alleen een mens is vatbaar voor liefde en lijden; een ster kan niet lijden of liefhebben omdat die geen persoonlijkheid heeft. Een ster is complex, maar deze kan niet kennen, heeft geen eigen wil, en neemt geen beslissingen, zoals de mens. Genesis beschrijft dat heel mooi. De mens was geplaatst in een paradijs waar een boom van kennis stond. De mens wilde ‘kennen’, en wilde niet meer wat God wil. Zo zijn lijden, falen en dood in de wereld gekomen. Maar alleen een mens kan door zijn persoonlijkheid ook leren verlangen naar verzoening, vergeving en verlossing.”
U bent christen en astronoom. In uw boek beschrijft u de oerknal als startpunt van het heelal. Hoe combineert u dat met de eerste hoofdstukken van Genesis?
„Genesis is niet bedoeld als handboek voor de natuurkunde. Als je een vliegtuig wilt bouwen, moet je niet gaan studeren in de Bijbel, maar in dikke natuurkundeboeken.
Maar Genesis is wel een prachtig verhaal, dat ons diepe waarheden leert die vooral religieus zijn bedoeld. Genesis is profetische tekst, die bestaat uit meerdere lagen. Je moet je altijd afvragen: wat bedoelt de auteur, wat bedoelt de Bijbel?
Volgens mij leert Genesis ons twee belangrijke stappen in het ontstaan van alles: God sprak; Hij gaf de natuurwetten aan de schepping mee. De natuurwetten zijn de regels van God voor Zijn schepping. Zonder regels ontstaat er niets, je kunt ook in de wetenschap niets bereiken zonder het woord. Het tweede is dat God door Zijn Woord in het begin het licht schept. Dat is fundamenteel in de natuurkunde. Tijdens de oerknal ontstonden licht en energie.
We moeten Genesis 1 goed lezen. De Bijbel degradeert de sterren van goden tot ‘lampjes’. En zon en maan bepalen onze tijd. Dat geldt voor alle culturen op aarde. Net als het licht is ook de tijd fundamenteel voor de natuurkunde. Met de schepping van licht begint onze tijd te lopen. Met de schepping van zon en maan is onze tijd te meten. Zo kunnen we deze oude teksten door de bril van onze moderne natuurkunde opnieuw interpreteren. Misschien doen we dat over duizend jaar weer anders.”
Welke rol speelt God hierin als Schepper?
„Hij heeft in het begin gesproken. Ik gebruik graag het beeld van een koning die een paleis laat bouwen. Hij spreekt, maar gaat niet zelf aan het knutselen. Dat laat hij aan architecten en bouwvakkers over.
Deze koning-God is heel afstandelijk. Maar in Jezus zien we een tweede kant van God. Jezus is een andere God, een God Die dichtbij is. Die ook de schepping kent, zoals niemand anders die kent.
Jezus weigert bijvoorbeeld tijdens de verzoeking in de woestijn expliciet om rare, onmogelijke dingen te doen. Zoals van stenen brood maken, of gaan vliegen tegen de zwaartekracht in. Hij weigert tegen Zijn eigen natuurwetten in te gaan.”
Hoe verbindt u uw werk als astrofysicus met de inhoud van uw preken?
„Door tijdgebrek preek ik minder dan voorheen. Maar ik heb op 13 december een preek van 30 minuten gehouden over Zacharias. Het thema was ”Licht in de duisternis”. Exact de titel van mijn boek.
Eigenlijk is mijn boek ook een soort preek, althans… Nou, nee, toch niet. Vroeger heb ik altijd vermeden om mijn werk in de kerk te brengen. Maar nu word ik er „mit dem Kopf drauf gestoßen”; het is bijna onvermijdelijk dat ik voorbeelden uit de sterrenkunde gebruik.
De sterrenkunde biedt mooie moderne beelden om dingen te begrijpen. Jezus bediende Zich ook van gelijkenissen. Ik neem daarom de vrijheid om beelden uit de wetenschap, dat is de wereld waarin wij leven, te gebruiken. Maar met mate.”
Stuit u weleens op onbegrip bij uw collega’s, als u zegt dat u in God gelooft?
„Eigenlijk niet. Via Twitter word ik weleens uitgescholden voor „dom” en „dwaas.” Daar trek ik me niets van aan. Maar collega’s hebben mij als wetenschapper nooit openlijk in twijfel getrokken.
Ik merk vooral in Duitsland eerder een grote belangstelling voor mijn geloof. De Duitse uitgever vroeg of ik er expliciet aandacht aan wilde besteden in mijn boek. En ik heb recent na het verschijnen van mijn boek gesproken in een populaire Duitse talkshow. Daar ging het gesprek serieus over lijden, dood en wetenschap. Niemand vroeg die avond iets over een vermeende tegenstelling tussen geloof en wetenschap. We voerden een diepgravend gesprek dat ook nog eens heel goede kijkcijfers opleverde.”
Licht in de duisternis. Zwarte gaten het universum en wij, Heino Falcke; uitg. Prometeus, Amsterdam, 2020; ISBN 9789044645231; 336 blz.; € 24,99
Prof. dr. H. D. E. Falcke
Heino Falcke werd in 1966 geboren in Keulen. Hij studeerde aan de universiteit van Keulen en de universiteit van Bonn, waar hij ook promoveerde. Van 1994 tot 1995 werkte Falcke bij het Max-Planck-Institut für Radioastronomie en daarna werkte hij als onderzoeksassistent aan de universiteit van Maryland (VS). Van 1997 tot 1999 was hij docent aan de universiteit van Bonn, in 1999 ook gasthoogleraar aan de universiteit van Arizona (VS).
Momenteel is de Duitse hoogleraar radioastronomie en astrodeeltjesfysica verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij is bekend van zijn onderzoek op het gebied van zwarte gaten. Daarnaast houdt hij zich in zijn onderzoek bezig met de zogenaamde grenzen van het heelal.