Theologenblog: Ode aan de Mens
Sociale gerechtigheid en duurzaamheid gaan mij aan het hart. Daarom bankier ik al jaren bij de ASN Bank en feliciteer ik haar graag met haar 60-jarig bestaan.
In onze markteconomie, waarin alles draait om consumptie en het verzamelen van schatten, is het bijzonder dat een bank die investeert in klimaat, mensenrechten en biodiversiteit gewoon een succesvolle onderneming kan zijn. Dat mag gevierd worden, ook ter inspiratie van anderen. Toch krijg ik theologische kriebels van het thema waarmee ASN haar feestje viert. De bank heeft een aantal kunstenaars gevraagd om een ”ode aan de mens” te brengen.
Vanuit het ”bijna goddelijk gemaakt” in Psalm 8 kan ik een eind in deze ode meekomen, want ook ik ben onder de indruk van technologische vernieuwingen en individuele prestaties op het gebied van duurzaamheid. Daarin worden belangrijke stappen gezet. Alle waardering ook voor de gecreëerde kunstwerken. In al zijn creativiteit heeft de mens bijna iets goddelijks. Maar Psalm 8 doet deze constatering juist niet in het kader van een ode aan de mens, maar begint en eindigt met de lof op God, die naam maakt in zijn schepping. Want eerlijk is eerlijk, buiten dit liturgisch raamwerk moet er over de mens ook een ander verhaal worden verteld.
Dat andere verhaal gaat over hoogmoed en over verwoestingen die de mens aanricht. De Griekse tragediedichter Sophocles (496-406 voor Christus) laat zijn verbijstering daarover al doorschemeren in de ”ode aan de mens” aan het begin van zijn Antigone: Als de mens zijn kennis niet goed en tegen de bedoeling van de goden gebruikt, richt hij zichzelf en zijn leefwereld te gronde. Sinds de uitvinding van de landbouw, de periode die tegenwoordig wel het antropoceen wordt genoemd, is de mens daar zelfs buitengewoon bedreven in geworden. Ook klimaat en biodiversiteit ondergaan daar nu angstwekkende gevolgen van.
„Vermijd de mens”, klinkt het daarom in Jesaja 2:22. Niet als vraag aan God om de kwetsbare mens met rust te laten, zoals sommige Bijbelvertalingen het opvatten. Ook niet als aansporing voor de vromen om zich terug te trekken in de woestijn, zoals de gemeenschap van Qumran het las. Maar wel als oproep om niet alles van de trotse mens en zijn kunnen te verwachten: „Zoek maar geen hulp bij mensen” (Bijbel in Gewone Taal). Uiteindelijk is de mens daar te onbetekenend voor. Vooral omdat hij, in tegenstelling tot de mens over wie Psalm 8 zingt, los is geraakt van de enige die werkelijk hoog verheven is en die hem op een dag de rekening presenteert voor zijn consumentisme en voor de afgoderij die hij daarmee bedreven heeft (Jesaja 2:6-21).
Liever geen ode aan de mens dus, wat mij betreft, of, zoals een van de kunstenaars het zegt, aan „iedereen die de verandering in eerste instantie in zichzelf zoekt”, al waardeer ik de intenties en draag ik de jubilerende bank een warm hart toe. Daarvoor is dat andere verhaal over de mens mij te verbijsterend. Liever breng ik een ode aan die ene Mens wiens komst de kerk deze week weer viert. Hij is het licht en de hoop voor de wereld, die zucht onder de roofzucht van de mens. Hij kwam in alle nederigheid ter wereld om mensen van hun hoogmoed te bevrijden en hen naar het beeld van de mens uit Psalm 8 te veranderen. Dat is naar zijn eigen beeld, de ware Mens, die God zelf hoog verheven heeft en de naam geschonken heeft die elke naam te boven gaat. Ere zij God in de hoge!
De auteur is bijzonder hoogleraar ‘Bijbelonderzoek en christelijke identiteit’. Hij schrijft dit blog als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep Biblical Exegesis and Systematic Theology (BEST) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen. >>rd.nl/theologenblog