Rol van stadslandbouw blijft in Nederland bescheiden
Op enkele tientallen meters kunnen in een loods tienduizenden kroppen sla of kruidenplantjes worden gekweekt: verticale landbouw. Onlangs kwam daar in Nederland de eerste kweekkast in een supermarkt bij. Het ei van Columbus? „Een winkelmedewerker is geen tuinder.”
Onder roze ledlicht staan de plantjes in een kamer in het kantoor van Own Greens in Burgh-Haamstede. Sla, munt, tijm, basilicum en andere kruiden, maar ook geminimaliseerde aardbeien- en tomatenplantjes. De ruimte telt nauwelijks dertig vierkante meter, maar door ze in groeiflats te stapelen zijn de twintig geplaatste karren –zeven tot zelfs wel vijftien lagen hoog– zeker goed voor 150 vierkante meter teeltoppervlakte.
Eigenaar John Bijl ziet het als één van de oplossingen om vers voedsel dicht bij de gebruiker te brengen. „Maar dan moet de consument wel bewust worden gemaakt van de voordelen.” De temperatuur in kweekruimte van Own Greens wordt gekoeld, om te voorkomen dat de temperatuur te hoog oploopt. „Maar daar heb je in huis geen last van. Een gemiddelde kamertemperatuur is prima.” Het stroomverbruik is nog wel een dingetje, maar Bijl constateert ook dat steeds meer mensen zelf elektriciteit opwekken.
Recent begon hij met de verkoop van kweekkastjes, bedoeld om het enthousiasme te stimuleren om thuis plantjes te telen. In de kweekkastjes, qua afmeting vergelijkbaar met een klein aquarium, kunnen mensen zelf experimenteren met verse groenten en kruiden in de huiskamer of keuken. Compleet met cupjes van bioplastic, waarin de zaadjes zijn aangebracht en tabletten voor de benodigde mineralen. Die kunnen bij hem worden besteld. De bakken zijn voor Bijl de voorlopers van grotere ‘ladekasten’ die zijn berekend op een gemiddeld gezin. Hij heeft een showmodel van zo’n groeiflat in zijn kantoor. En thuis. „Wij halen er voldoende uit voor vier personen.”
Varens
De inwoner van Burgh-Haamstede ziet het als zijn missie om, samen met zijn zoon, het kweken van verse en schone groente op een minimale oppervlakte bij een breed publiek onder de aandacht te brengen. „Niet zozeer als kweker, ik voel me meer een uitvinder.” Hij was de voorbije decennia succesvol met zijn bedrijf Vitro Plus, dat zich toelegt op de weefselkweek van varens.
Tien jaar geleden begon het te kriebelen. „Met de verdeling, vermeerdering en verkoop van de varens in een laboratoriumachtige omgeving had ik zo’n mooie technologie in handen, dat ik die graag wilde gebruiken voor iets anders. Er kwam in die tijd meer aandacht voor indoor farming.” Hij begon te experimenteren met tomatenplantjes en sla. Dat leidde tot de oprichting van Own Greens.
Hij levert zijn groenten en kruiden onder meer aan de plaatselijke supermarkt en enkele restaurants, maar twijfelt of voor deze methode een grote toekomst is weggelegd. Het initiatief van Infarm (zie: Kruidentuin in de supermarkt) roept bij hem vragen op. De directeur van Own Greens gelooft meer in de bewustwording bij de consument. „In de winkels zijn de meters te duur en is afstemming op de behoefte veel lastiger. Je wilt toch niet zonder zitten of voedsel weggooien?”
De producten die hij met een elektrische auto naar de plaatselijke vestiging van Albert Heijn in zijn woonplaats vervoert, zijn prijstechnisch te vergelijken met groenten van de ‘gewone’ biologische boer. Basilicum en munt staan voor 2,49 euro per bakje in de schappen, een euro duurder dan de traditionele gekweekte producten. „Maar de mensen kopen het wel”, zegt Bijl. Dat stemt hem hoopvol.
Own Greens heeft nog wel een aantal jaren nodig om uit de kosten te komen. „Ik wil met een mooie techniek aansluiten op een gedragsverandering die zich aftekent. Dat betekent thuis verbouwen, zelfvoorzienend zijn. In huis, in de kelder of waar dan ook. Nu met corona zie je dat de hang naar lokaal toeneemt. Mogelijkheden zijn er ook rondom in kleine farms naast grote steden of bij restaurants.” Zijn oplossing vormt volgens hem geen bedreiging voor de traditionele Nederlandse kwekers. „Daarvoor zijn de wereldproblemen te heftig.”
Rijst en soja
De stap naar kweken in de supermarkt is volgens sommige kenners een volgende in de optimaliseren van de voedselproductie. Maar de cijfers van een initiatief als dat van Infarm moeten wel in perspectief worden geplaatst, meent Leo Marcelis, hoogleraar tuinbouw en plantkunde aan de Wageningen Universiteit.
Marcelis vindt het een voordeel dat consumenten de kruiden zien groeien, maar plaatst kanttekeningen bij het duurzaamheidseffect in de Nederlandse situatie. „Hier worden verse groenten qua water- en pesticidengebruik al heel efficiënt gekweekt. Maar in Zuid-Europese landen kan het gebruik van water- en pesticiden wel een factor tien hoger liggen en zijn de voordelen van deze vorm van verticale landbouw groter.”
Tegelijkertijd wijst hij erop dat de echte problemen op de voedselmarkt niet liggen bij bladgroenten, maar wereldwijd vooral bij de productie van rijst en soja. „Dit is wel een manier om de stadsbevolking van gezonde en verse groenten te voorzien.”
Charmant
Ondernemer Rob Baan is ronduit sceptisch. Hij gelooft niet dat voor verticale landbouw in en bij de Nederlandse steden een grootse toekomst is weggelegd. Baan is eigenaar van Koppert Cress en bestuurslid van Glastuinbouw Nederland. Recent werd hij uitgeroepen tot agrarisch ondernemer van het jaar.
Met Koppert Cress kweekt hij 80 soorten vers gekiemde eetbare plantjes (cress). Het tuinbouwbedrijf –Baan omschrijft zichzelf als een ”metropolitan farmer”– levert smaakmakers voor 70.000 restaurants in binnen- en buitenland. „Het idee van Infarm is charmant, maar winkelmedewerkers zijn geen tuinders. Op commerciële wijze microgroente of een kropje sla aan een breed publiek aanbieden, is onmogelijk. Dat kan ook niet door de hoge arbeidskosten.”
Andere initiatieven op het gebied van ”urban farming”, zoals de groentekweek in de stad wordt genoemd, hebben volgens hem evenmin weinig toekomst. „Waarom zou je in kelders of gebouwen gaan telen met behulp van led en zonnecollectoren, als je de hele dag gebruik kunt maken van de zon in kassen? In het Westland, en ook in andere gebieden, wordt nu al op een heel efficiënte wijze groente gekweekt.”
Voor urban farming is in de ogen van Baan niet meer dan een bescheiden rol weggelegd. „Van lokaal naar lokaal kan het werken, maar meer ook niet, want de afzet is veel ingewikkelder dan het produceren.”
Stadsstaat
De ondernemer meent dat Nederland meer dan voldoende ruimte heeft voor de teelt van verse groente, zeker als de rest van agrarisch Nederland met minder genoegen zou nemen. „Voor vleesetend Rotterdam heb je 70.000 hectare nodig, voor de tuinbouw slechts 3000, waarvan 300 met kassen.”
Een centrale functie in de groenteteelt blijft volgens hem weggelegd voor het Westland, de regio waar ook zijn bedrijf is gevestigd. „Ik zie Nederland als een stadsstaat, die je met een uitgekiende logistiek tegen een lage CO2-uitstoot kunt bedienen.”
Eigenlijk is er in de loop van de eeuwen niet veel veranderd, meent Baan. „Het Westland was vroeger al het gebied waar de rijken uit Den Haag hun plantages hadden. In Amsterdam is de teelt vanuit de Plantage Middellaan verdrongen naar de Beemster.”
Zijn eigen bedrijf met 300 werknemers is voor hem hét voorbeeld van efficiënt telen. Het bedrijf stoot nagenoeg geen CO2 uit. „We hebben onder meer warmtepanelen in de vorm van zonnecellen op het dak, diffuus glas dat een betere verdeling van het licht in de kas geeft, terugwinning van warmte uit onder meer de sloot, opslag van koude en warmte in de bodem en ledverlichting.”
Baan kreeg recent de hoogste prijs voor een agrarische ondernemer. Het steekt hem dat de zo innovatieve tuinderswereld maar matig in de publiciteit komt. „Na het toekennen van de prijs kreeg ik misschien wel 20.000 reacties. Allemaal uit mijn eigen netwerk. Maar hoeveel interviewaanvragen? Nul.”
Gezond
Op het terrein van gezond eten valt nog veel te winnen. „Heel vroeger aten mensen voor 80 procent groente en voor twintig procent vlees. Nu is dat andersom. Dat zou weer moeten omkeren.” Het nuttigen van veel vlees en veel koolhydraten vormt volgens hem de verklaring voor (een deel van) de vele hart- en vaatziekten en soorten kanker. „Zeker 80 procent van de ziekten is lifestylegebonden.”
Hij vraagt voortdurend om meer aandacht voor de voedingsleer. Als verbeterpunten noemt hij de invoering van een schoollunch, aanleg van schooltuinen en meer aandacht voor gezonde voeding in de opleiding van artsen.
„Het is mijn droom om met de grote kennis van kassenbouw, teeltprocessen, zaadveredeling en energieopwekking Nederland uit te laten groeien tot de ”gezondste delta van de wereld.” Dat kan met de tuinbouw. Gezondheid en geluk; dat zijn onze producten: groenten en bloemen.”