Prof. Baars: Boek biedt eenzijdig beeld van Wisse
Dr. C. M. van Driel schreef zeer recent een nieuwe biografie over prof. Wisse (1873-1957). Zoiets trekt meteen mijn aandacht omdat Wisse een van mijn voorgangers is op de leerstoel van de predikkunde aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.
Toch werd ik bij het lezen en herlezen van dit boek heel verdrietig en ben er diep van overtuigd dat het boek op deze manier nooit geschreven had mogen worden. Waarom?
Ik ken Van Driel –ooit liep hij college bij mij– als een bekwaam historicus met een scherp oog voor historische details. Hij weet ook de geschiedenis uit stoffige archieven levend te maken. Het staat ook buiten kijf dat hij een grote kennis bezit van de (kerk)geschiedenis, met name vanaf het einde van de negentiende eeuw. Verschillende van zijn publicaties heb ik dan ook met waardering en interesse gelezen.
Ook dit boek laat zien dat hier een nauwgezet onderzoeker aan het woord is. Zo laat hij overtuigend zien hoe Wisse na zijn overgang tot de Christelijke Gereformeerde Kerken een plaats kreeg in deze kerken en binnen de breedte van de gereformeerde gezindte. Bovendien is voor mij duidelijker geworden welke plaats Wisse inneemt in de spanningsvolle relatie binnen onze kerken rond de politieke keuze van kerkleden: ARP of SGP of… De vragen rond het optreden van Wisse in de Tweede Wereldoorlog en rond de bevrijding zijn voor een deel ook de mijne. En ik zou nog meer kunnen noemen.
Het is ook zo dat ik het uitgangspunt van het boek –op zichzelf genomen– legitiem vind. Van Driel is namelijk van mening dat de visie op Wisse en de beschrijvingen van zijn leven tot nu toe te veel gebaseerd zijn op zijn eigen Memoires en daarom de mens, de prediker en de hoogleraar Wisse al te zeer verheerlijken. Welnu, als een historicus denkt dat hier sprake is van een soort ”protestantse heiligenverering”, dan heeft hij inderdaad het volste recht om te onderzoeken „of deze dingen alzo zijn.”
Christusprediking
Wanneer Van Driel het beeld van de Memoires corrigeert, beginnen mijn vragen en bezwaren vrij snel. Waarom? Brengt hij na diepgaand historisch onderzoek geen harde feiten aan het licht? Voor een deel zeer zeker, al heb ik bij andere dingen die hij als feiten presenteert wel mijn vragen. En toen ik het boek herlas, werden die vragen eerder meer dan minder. Maar het zou een langdurig en grondig onderzoek vragen alle feiten die hij opdiept na te gaan en waar nodig te corrigeren of te nuanceren. Die tijd ontbreekt me, laat staan dat ik de jaren die de Heere mij nog geeft daarmee zou willen vullen.
In deze boekbespreking wil ik wat anders doen. Ik stel vooral enkele vragen bij het karakter en het effect van zijn studie. Ik begin met een persoonlijke herinnering. In 1974 belegde de universiteit in Apeldoorn een studieweek over vroomheid. Ds. Joh. Prins zou tijdens die week een causerie houden en daarbij aandacht schenken aan Wisse. De verwachting was dat wij de nodige anekdotes zouden horen.
Maar het liep anders. Prins vertelde dat Wisse in de jaren dertig naar aanleiding van preken van studenten herhaaldelijk zijn verontrusting uitte over hun „armelijke Christusprediking.” Daarom onderbrak hij op een gegeven moment zijn gewone onderwijs in de homiletiek om in een reeks colleges aandacht te vragen voor de ambtelijke bediening van Christus in de gelovigen. Later is die reeks colleges in vereenvoudigde vorm gepubliceerd in een boekje (tussen haakjes: nog niet zo lang geleden verscheen een fraaie Engelse vertaling van dit werkje, voorzien van een lovend woord vooraf van dr. Joel Beeke. Het wordt nog steeds in het theologisch onderwijs aan seminaries in Amerika gebruikt).
Prins benadrukte dat wij deze lijn in het denken van Wisse ter harte moeten nemen en verwerken. Hij was namelijk van mening dat het „christologisch gehalte” van preken ook in die dagen ernstig te kort kwam. In een nagesprek zei professor Oosterhoff dat hij eigenlijk een ander verhaal verwacht had. „Maar, eerlijk is eerlijk: ook dat was Wisse.”
Die notie mis ik pijnlijk in dit boek. Hoewel hier en daar enige waardering voor Wisse oplicht, is het toch hoofdzakelijk een ”catalogus errorum” (een lijst van al of niet vermeende dwalingen). Hier wreekt zich dat Van Driel in zijn boek nauwelijks inhoudelijk ingaat op de theologie van Wisse. Deze zelf zag zijn theologie en zijn biografie als eenheid. Niet voor niets spreekt hij met enige voorliefde over „practicale theologie.” En daarom zou het zo waardevol geweest zijn als vanuit zijn theologie vragen gesteld zouden worden aan zijn biografie –ja, ook aan de donkere bladzijden– en omgekeerd.
Wat nu in het boek oprijst, is een eenzijdig beeld van Wisse. Daarmee doet Van Driel in feite hetzelfde als wat hij hun die Wisse verheerlijken verwijt: zijn beeld is niet compleet. Wat op zijn minst verwacht had mogen worden is dit: na de correctie van de eenzijdigheden van vroegere levensschetsen, had hij op zijn minst de contouren moeten schetsen van het ‘echte’ beeld van Wisse. De afsluitende schets van het boek –”Wie wás Wisse?”– belooft dat. Maar dat is mijns inziens slechts een impressie, niet echt een beeld waarin de verschillende stemmen worden geïntegreerd tot een verantwoord geheel.
Suggestief
De schrijfstijl van Van Driel is doorgaans helder, zakelijk en analytisch. Maar wie zijn werk op talig en inhoudelijk niveau zorgvuldiger analyseert, komt verschillende passages tegen die nogal suggestief zijn. Ik noem één voorbeeld. Hoofdstuk 9 heet: ”Inspirator van Bewaar het Pand”. Die titel wekt de indruk dat het hier gaat over de invloed die Wisse zou hebben uitgeoefend op het ontstaan van het blad Bewaar het Pand. Maar dat is niet zo. Het gaat over de invloed van Wisse op sommigen van zijn leerlingen en zijn kerkelijke positionering na de Tweede Wereldoorlog. Daarbij wordt vooral benadrukt dat nogal wat leerlingen van Wisse een losse binding met het kerkverband hadden en sommigen van hen ook het kerkverband verlieten. Dat moge zo zijn, maar de suggestie wordt gewekt dat dit doorwerkt in de stichting van Bewaar het Pand. En dat is onterecht. De oprichting van dit blad had juist tot doel om de behoudende vleugel van de Christelijke Gereformeerde Kerken bijeen te houden. Tot de redactie hebben in de loop der jaren mensen behoord wier kerkelijk denken buiten kijf staat.
Vroegindeweij
En dan de „hardnekkige geruchten” dat Wisse overspel zou hebben gepleegd. Ooit schreef mijn collega prof. dr. G. C. den Hertog een recensie over de briefwisseling van Karl Barth, waarin uitvoerig wordt ingegaan op de huwelijkscrisis tussen Barth en zijn vrouw en alles daaromheen. Den Hertog schreef toen dat hij zich bij het lezen ongemakkelijk voelde, „als was hij een voyeur.” Ik had dezelfde ervaring toen ik die brieven later doorbladerde. Maar bij het lezen van de „hardnekkige geruchten” over Wisse en alle stemmen die daarbij de revue passeren, had ik dat nog veel sterker. Allereerst komt de ”historische waarheid” hier niet aan het licht. Het blijft bij een algemene typering als „hardnekkige geruchten”, terwijl vervolgens zo veel details worden verteld dat de argeloze lezer wel moet denken: „Hier is meer aan de hand.” Maar is dat fair? Als het „geruchten” zijn, had Van Driel veel terughoudender en soberder over deze kwestie moeten schrijven en ze alleen moeten noemen of –wat mij betreft– liever niet moeten noemen.
Ik pleit niet voor een doofpotcultuur. Ik vind dat een historicus het recht heeft alles grondig na te speuren. Maar als hij de resultaten van zijn onderzoek gaat publiceren, zal hij zich zorgvuldig af moeten vragen: „Wat ga ik publiceren? Wat zijn mijn grenzen daarbij? Wat bedoel ik met mijn publicatie en welke zaak dien ik, als ik dit schrijf?” Er zijn in de geschiedenis dingen die beter niet opgerakeld kunnen worden. Van de Heere wordt gezegd: „Hij zal zwijgen in Zijn liefde” (Zefanja 3:17; ik weet dat die vertaling omstreden is). Dan moet ook voor een christenhistoricus het moment (kunnen) komen dat hij zegt: Hier zal ik in liefde zwijgen.
Er zou meer te zeggen zijn, maar ik ben al over de ruimte die mij is toegemeten heen. Ik heb het boek gelezen en herlezen. Ik heb het met verbijstering en verdriet weggelegd, vooral met verdriet. Op deze manier kan het echt niet! Ik zal het ook niet gauw weer ter hand nemen.
Een wereld op zichzelf. Prof. Gerard Wisse (1873-1957), C. M. van Driel; uitg, Groen; 504 blz.; € 34,99