Kerk & religie

Godsvertrouwen

Jesaja 50:10b

28 November 2020 08:15Gewijzigd op 30 November 2020 11:39

„Als hij in duisternissen wandelt en geen licht heeft, dat hij betrouwe op de Naam des Heeren en steune op zijn God.”

Als Gods kind in duisternis wandelt en geen licht ziet, vertrouwt hij op de Naam des Heeren en steunt op zijn God. Het valt hem wel treurig om die God, met Wie Hij wandelt, niet te zien en ook niet te horen. Nochtans gelooft hij dat Hij altijd bij hem is en blijven zal, volgens Zijn belofte: „Ik ben met u al de dagen tot de voleindiging der wereld.”

Wanneer de weg lang duurt, wil hij niet murmureren. Hij wacht en hoopt op het einde des Heeren. Al de moeilijkheden van een reis van vele jaren, en duizendmaal meer, is de zaak hem waard. De tijd en de reis zijn in zijn oog nog kort vergeleken met de lange eeuwigheid. Als hij in de donkere nacht eens verlegen wordt op zijn weg –welke richting hij kiezen moet tussen twee wegen– en de Heere niet nabij is, dan wacht hij totdat zijn God, met Wie hij wandelt, weer bij hem komt. Hij roept de Heere aan en bidt met David: „Heere, wijs mij toch Uwe wegen, die Gij wilt dat ik zal gaan.” Hij vertrouwt er niet op dat hij de weg weet; hij is bang voor zijpaden. Hij roept met David (Psalm 139): „Zie of bij mij een schadelijke weg is en leid mij op de eeuwige weg.” Zo volgt hij eenswillend de weg, die de Heere met hem wil bewandelen.

Johannes Groenewegen, predikant te Werkendam (”Verzameling van veertien preken”, 1766)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer