Eenswillend
Ruth 1:16c
„Uw volk is mijn volk en uw God mijn God.”
Gods kinderen bidden vaak om genade om te kunnen voldoen aan dat woord: „Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter ere Gods.” Zo wandelen zij met God als twee vrienden die hetzelfde doel beogen. Ja, maar die eenswillendheid van het wandelen met God is ook ten opzichte van de weg leidend naar die plaats waarheen zij beiden reizen. Al wilden twee reizigers naar dezelfde stad en elk wilde een bijzondere weg daarnaartoe, dan kunnen zij ook niet samen reizen. Zo kan men met God niet wandelen, of men moet eenswillend met God zijn, in de wegen die Hij bewandelt met ons. Maar dat is het, waarin die godzalige Noachs lust hebben. Zij zeggen tegen de Heere, als Ruth tegen Naomi: „Val mij niet tegen, dat ik u zou verlaten, om van achter u weder te keren. Want waar gij zult heengaan, zal ik ook heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten. Uw volk is mijn volk en uw God is mijn God.” Zij vertrouwen dat de Heere de weg het beste weet. Zij willen Hem graag tot hun Leidsman hebben en dat is Hij voor Zijn volk.
Johannes Groenewegen, predikant te Werkendam
(”Verzameling van veertien preken”, 1766)