In Galicië is coltan gevonden, maar niet iedereen is er blij mee
Smartphones en tablets kunnen niet zonder coltan. In het Noord-Spaanse Galicië is de eerste Europese coltanmijn ingebruik genomen, een tweede volgt. Niet iedereen is er blij mee.
Viana do Bolo - “Het Galicische goud waar Apple en Intel om vechten”, kopte een Spaanse krant. “De schat van de verloren berg”, zette een ander daglad boven een niet minder lyrisch verhaal. “Het kleine gehucht dat pionier is van de coltanwinning in Europa”, schreef een derde.
In de krantenkoppen klonk het mooi. Spanje heeft nauwelijks grondstoffen, en als het om Viana do Bolo ging, een gemeente in de noordelijke regio Galicië met amper drieduizend inwoners, raakten de koppenmakers in vervoering. Om “het wonder van het meest begeerde metaal” in het Galicische dorpje te beschrijven werd al gauw de Bijbelse metafoor van het manna van stal gehaald. Het manna heette in dit geval dus coltan. Er waren namelijk aanzienlijke reserves aangetoond in een oude tinmijn in Viana do Bolo.
De euforie is wel een beetje begrijpelijk. Coltan is een schaarse, strategische grondstof met toekomst. En het door vergrijzing en leegloop geplaagde binnenland van Galicië kan goed een opsteker gebruiken.
Coltan bevat de elementen niobium en tantaal. Vroeger werd niobium columbium genoemd. Vandaar de naam coltan, een samentrekking van de eerste lettergreep van beide elementen. Het erts heeft veel industriële toepassingen. Het is een belangrijke grondstof voor de geavanceerde wapenindustrie. Maar ook de productie van populaire elektronische consumentenapparaten kan er niet buiten. Zonder coltan geen smartphones, tablets of laptops. Nog een aanwijzing voor het strategische belang van coltan: niobium en tantaal staan op de lijst van “kritieke grondstoffen” voor de Europese Unie. De invoerafhankelijkheid is honderd procent.
Volgens de meest gangbare schattingen heeft de Democratische Republiek Congo de grootste rijkdom aan coltan. Zo’n tachtig procent van de wereldreserves zouden in de bodem van dit Centraal-Afrikaanse land zitten. Het is de inzet en tegelijk financieringsbron van bloedige conflicten in dit deel van de wereld. Sinds 1998 zijn daarbij naar schatting vier tot zes miljoen mensen omgekomen. De coltanwinning vernietigt er ook ecosystemen van gorilla’s die met uitsterven bedreigd worden. Bovendien maken de mijnexploitanten gebruik van kinderarbeid. Reden genoeg voor verschillende fabrikanten in de digitale industrie om - althans formeel - af te zien van coltan uit Centraal-Afrika.
In 2011 startte Strategic Minerals Spain een verkennend onderzoek naar de aanwezigheid van coltan in de sinds de jaren tachtig gesloten tinmijn van Penouta, een gehucht op tien kilometer van Viana do Bolo. De resultaten waren meer dan bevredigend. De reserves werden geraamd op 12 miljoen ton coltan. Het gaat om veel geld. Tijdens de dotcom-gekte rond de eeuwwisseling bereikte de prijs van een kilo pure coltan een piek met 400 dollar. Inmiddels is de prijs gedaald tot rond de 100 dollar of nog iets minder, afhankelijk van de kwaliteit.
Sinds de herfst van 2017 is de mijn in bedrijf. Daarmee is het de eerste coltanexploitatie in Europa. Andere potentiële coltanmijnen - elders in Galicië, in Frankrijk, Finland en Groenland - verkeren nog in een studiefase. Volgens Strategic Minerals gaat het in Penouta om een schoon proces. Het niobium en tantaal wordt gewonnen uit de afvalresten van de oude tinmijn. Chemische producten komen er niet aan te pas en de exploitatie levert ook geen schadelijke bijproducten op. Integendeel: de rommel van de oude mijn wordt opgeruimd. Dat is dus winst voor het milieu, verzekert Strategic Minerals Spain op zijn website. Het bedrijf heeft niet gereageerd op verzoeken om een interview.
Wat betekent de heropening van de mijn voor Viana do Bolo? “De arbeidsplaatsen die het oplevert zijn voor ons natuurlijk heel belangrijk”, zegt burgemeester Secundino Fernández (53) op een terras op het dorpsplein. “Het geeft een impuls aan de plaatselijke economie. En op dit moment veroorzaakt de mijn geen milieuproblemen.”
De tinmijn van Penouta was hier “een mythe”, zegt de burgemeester. Er heerste heimwee naar de tijd dat de restaurants en de pensions vol zaten, naar de periode waarin het dorp meer dan tweemaal zoveel inwoners telde als nu.
“Voordat wij in 2015 de verkiezingen wonnen, was er veel politieke manipulatie rond de mijn”, zegt Fernández. “De sluiting van de mijn betekende indertijd een mokerslag voor het dorp. Al twintig jaar riepen sommige partijen: we gaan de mijn heropenen en banen creëren. De vorige burgemeester deed alsof hij degene was die kon beslissen wie er zou mogen werken en wie niet. Samen met de eigenaar van de mijn organiseerde hij zelfs een selectie van mogelijke kandidaten. Dat was tijdens de crisis, in 2012 of 2013. Duizenden mensen kwamen naar Viana om te solliciteren. Terwijl er helemaal geen werk was. De mijn was nog niet eens open!”
Het leverde wel veel bekijks op en ronkende verhalen in zowat alle Spaanse media. “De mijn wás al een mythe en nu raakten de verwachtingen nog hoger gespannen”, zegt de boomlange burgemeester achter een kop koffie. Uiteindelijk konden vijftig mensen aan de slag in de mijn. “Die banen zijn waardevol, maar ze lossen niet alle problemen van het dorp op. En ook niet die van alle werklozen.”
Toch is de burgemeester tevreden over de samenwerking met het mijnbouwbedrijf. In 2016 sloot de gemeente een overeenkomst met Strategic Minerals. De gemeente stelde lokalen beschikbaar voor de scholing van het personeel. En bij de personeelswerving voor de mijn zou het bedrijf voorrang geven aan werklozen uit Viana do Bolo en omgeving. “Natuurlijk vereisen sommige taken specialisten die hier niet te vinden zijn”, zegt Fernández. “En vanzelfsprekend bepaalt het bedrijf wie er gaat werken. Maar ze hebben zich aan de afspraken gehouden. De banen worden in eerste instantie aangeboden aan mensen uit de omgeving.”
Secundino Fernández is optimistisch. “Alles wijst erop dat de mineralen in de mijn van Penouta in de toekomst nog belangrijker zullen zijn dan nu”, zegt hij. “Naast de recycling van het afval van de oude mijn, kan straks de mijn zelf ook heropend worden. Dan zou met een veel hoger rendement gewerkt kunnen worden. Dat biedt kansen voor meer arbeidsplaatsen, en voor een lange periode.”
Fernández is bos- en landbouwkundig ingenieur en lid van de linkse Galicische partij BNG. Hij gelooft in de milieuvriendelijkheid van het productieproces in de mijn, maar lijkt toch een slag om de arm te willen houden. Meer dan eens benadrukt hij dat de coltanwinning uit het mijnafval in Penouta “op dit moment” zonder chemische middelen geschiedt en dat er “in principe” geen enkel risico voor het milieu bestaat. Hij geeft echter toe dat zijn informatie afkomstig is van het bedrijf. “En het blijft een mijnbouwproject”, zegt de burgemeester. “We moeten niet denken dat het op de berg allemaal groen wordt. Op dit moment hebben we geen problemen. Maar ik weet niet hoe dit zal zijn als de mijn zelf geëxploiteerd gaat worden.”
Op een kwartier rijden over een kronkelig weggetje bergop ligt de mijn. Vanaf de openbare weg kun je een deel van het terrein zien liggen. Rond de loodsen is geen activiteit te bekennen, en de graafmachines staan er verlaten bij. Het toegangshek is gesloten. Opmerkelijk, want tot voor kort werd er volgens verschillende bronnen continu in ploegendiensten gewerkt. Mogelijk speelt de gedaalde vraag door de pandemie het bedrijf parten.
Op honderdzestig kilometer van Viana do Bolo is een nieuw mijnbouwproject in voorbereiding. In een bar in het gehucht Doade ontmoet ik Víctor Gil. Hij is een van de bewoners die in actie zijn gekomen tegen het project met de naam Alberta 1. Behalve tantaal - het zou om de grootste reserves van dit metaal in Europa kunnen gaan - wil het bedrijf Recursos Minerales de Galicia er litium uit de bodem halen. Litium is nodig voor de fabricage van batterijen voor onder meer smartphones en elektrische auto’s.
Een paar kilometer buiten Doade ligt het terrein waar de eerste fase van Alberta 1 gerealiseerd zou moeten worden. Het is een bergachtig gebied met veel bossen, doorkruist door bergstroompjes. “Dit is van oudsher een mijnbouwgebied”, zegt Gil. “In de eerste helft van de vorige eeuw werd hier voornamelijk tin gewonnen. Op sommige plekken kun je nog resten van de oude mijn zien.”
Hij wijst op de ruïne van een elektriciteitshuisje. “Het was een ambachtelijke vorm van mijnbouw. Nu willen ze het op industriële schaal aanpakken.”
Het bedrijf heeft vergunningen aangevraagd voor een ondergrondse exploitatie die zich uitstrekt over een lengte van twaalf kilometer. Per jaar denkt Recursos Minerales een half miljoen ton erts uit de grond te halen. De plannen zijn vergevorderd.
Wat zijn de bezwaren? “De exploitant omzeilt de milieuwetgeving door de plannen in stukjes op te knippen”, zegt Gil. “We voelen ons machteloos. Volgens het bedrijf zijn hier geen riviertjes, geen bossen of niks anders dat van enige waarde is. Mogelijk zit er zwavel in de grondlagen die ze willen exploiteren. Dat kan het grondwater verzuren. Het waterschap heeft een negatief advies uitgebracht, omdat de rivieren stroomafwaarts vervuild kunnen raken. En volgens het Spaans Geologisch Instituut kunnen zware metalen, arseen en lood vrijkomen. Het probleem is dat hier niet eens onderzocht is of er scheuren of kloven in de bodem zitten waardoor het drinkwater vervuild kan raken.” De regionale overheid heeft zich aan de zijde van de exploitant geschaard en zegt dat een milieueffectrapportage in dit geval niet nodig is. Volgens de activisten is zo’n rapportage wettelijk verplicht.
De overheid en de mijnexploitant schermen met de banen - hoeveel precies is onduidelijk - die de mijn zou opleveren. Maar de boerenbond Sindicato Labrego Galego, die samen met de milieugroep Ecoloxistas en Acción de protesten van de plaatselijke bevolking ondersteunt, is daar niet van onder de indruk. “Dit project brengt het leven van de lokale bevolking in gevaar en bedreigt de bossen en de veehouderij”, stelt de bond. De milieubeschermers wijzen op de ervaringen elders in de wereld met dit type mijnbouw. Daar is verzuring van het water vastgesteld.
De betrokkenheid van Victor Gil heeft voor een deel te maken met zijn beroep. Hij is bosbouwkundig ingenieur. “Wij hebben hier met een groep bewoners een bosbouw- en weidebedrijf opgezet”, zegt hij. “Dat voorkomt bosbranden en levert tegelijk ecologisch voer voor de koeien op. Het project is voor een groot deel met Europese subsidies betaald. Als het mijnbedrijf hier komt met zijn zware machines en explosies, gaat deze investering verloren. En op het terrein waar de mijn moet komen is vorig jaar nog een naaldbos van zeven hectare aangeplant, ook met Europees geld. Zoals je ziet gaan we hier goed om met de Europese fondsen, haha!!”
Gil en zijn medestanders willen de mensen bewust maken van de gevaren. Dat doen ze door informatieve bijeenkomsten te houden in de vijf gemeenten die getroffen worden door de plannen. Volgens Gil is een groot deel van de bevolking faliekant tegen de komst van de mijn. “Ze hechten grote waarde aan het landschap. Door de pandemie waarderen ze het dorpsleven nog meer. En ze willen hun water niet verliezen, dat is puur bergwater van hoge kwaliteit.”
Maar of het verzet voldoende zal zijn om de komst van de mijn tegen te houden, is de vraag.