Blijdschap
Psalm 4:7,8a
Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns, o HEERE! Gij hebt vreugde in mijn hart gegeven…
Verdediging, bescherming, hulp en voorzienigheid noemt David hier ”licht”. Maar als hij dit licht heeft doen schijnen en geopenbaard heeft, laat hij daarna ook de uitwerking ervan zien. Welke uitwerking? „U hebt blijdschap in mijn hart gegeven.” Terwijl hij de onnadenkende massa (zo) een les leert, levert hij het bewijs van Gods voorzienigheid aan de hand van degenen die hun verstand hebben en (geestelijk) gezond zijn door te zeggen: U hebt blijdschap in mijn hart gegeven. Dat houdt in: U hebt mij geleerd liefde voor de wijsheid te hebben en de zaken van het gewone leven gering te achten, maar de dingen die waar en blijvend zijn te kennen. U was het Die mij door een voortreffelijke hoop van het aardse losmaakte. U hebt mij aan de hand geleid naar het toekomstige leven. In plaats van het (nu) genieten van de goede dingen, hebt u mij vleugels gegeven om de (veel hogere) goede dingen te gaan verwachten. Dat sprak hij heel mooi. Als iemand op het punt staat rijkdom te erven of zelfs een zeer grote heerschappij gaat krijgen, wordt hij niet alleen op het moment dat hij dit gaat meemaken enthousiast, maar ook voordat het zover is, is hij de hele tijd al blij door de verwachting die hij heeft. Bedenk (dan ook) hoe logisch het is, voor degene die het levend en onsterfelijk Koninkrijk verwacht!
Johannes Chrysostomus, priester in Antiochië
(”Homiliën”, ca. 390)