Koningsdag
André van ’t Hof
Kleedje na kleedje ligt op het plein, waar normaal gesproken winkelend publiek loopt. Zoals gewoonlijk op 27 april schijnt de zon maar is de volgende bui duidelijk in aantocht.
Hoewel veel volwassenen hun best doen om te verkopen, is het toch het feest van de kinderen. Al die mooie woonaccessoires, autobanden en elektronica vallen in het niet bij de schatten van de kinderen. Puzzels die een stukje missen, veelgebruikte autootjes en de nooit gebruikte plaatjes van de plaatselijke supermarkt. In keurige cijfers op nog prachtiger kaartjes staan de prijzen, soms nog boven de normale winkelprijs.
Daar zitten twee zusjes, totaal verkleumd, voor de gesloten schoenenwinkel. Het ene meisje telt om de vijf minuten het geld dat in de afgelopen uren verdiend is. Het andere meisje vertelt trots dat er al twee boekjes zijn verkocht en het zakje knikkers. En het geeft niets dat ik bij haar niets nodig heb, want ze hebben al meer dan 2 euro!
Daar zie ik een jochie zitten. Het concentratieprobleem van school is ook hier zichtbaar. De tompoes eten krijgt alle aandacht en is belangrijker dan zijn klant. Die wil een grijze knuffelolifant van 1,50 euro kopen. Het jochie krijgt ineens 2 euro onder zijn neus geduwd en „mag de rest laten zitten.” En bij het zien daarvan is alle aandacht toch gevangen en hij blijft zijn weldoener in volle concentratie nakijken. Ik zie de tompoes tussen de knuffels liggen.
En dan die jongen uit groep 8. Met zijn trompet is hij een hele kerel. Minuut na minuut ontworstelt hij de klanken van een psalm aan het weerbarstige instrument. En bij elk muntje in het bakje wordt het stichtelijk lied kort onderbroken. Zijn rekenprobleem is zo ver weg nu, het optellen lukt best.
Daar is de regenbui! Allerlei kopers helpen de kinderen om hun schatten met plastic te bedekken. Stralende ogen moeten geen traanogen worden. Daarna haasten de kopers zich naar droger gelegen kleedjes. De verkopertjes klagen niet, maar zingen de Oranjeliedjes van school.
Onder de luifel van de snackbar zie ik een gezin. Ze hebben heel veel zorgen, weet ik. Ook heel veel spullen. Dat wist ik niet. Moeder is duidelijk te zien, de twee kinderen zitten verstopt achter de stapel kleding en kinderspeelgoed. Ze zien mij wel, met glimoogjes, omdat ze die meneer kennen van het dyslexieonderzoek. Het kost me twee keer een euro om van elk wat te kopen. Plastic diertjes voor de speltherapie. Vader staat achteraf en lacht maar wat, Koningsdag tovert de zorgen van zijn gezicht. Alleen van de herinnering zou je al gaan stralen.