Onrust Libanon schuurt langs religieuze randen
De schuldenlast van Libanon rijst de pan uit, premier Hariri is afgetreden, de bevolking gaat massaal de straat op. Wat is er aan de hand in een van de meest stabiele landen in het Midden-Oosten? Drie vragen.
Waarom komt het volk in verzet?
Officieel vormde een aangekondigde belasting op berichtendienst WhatsApp de aanleiding voor de grootschalige demonstraties van de afgelopen twee weken. Maar de oorzaak ligt veel dieper. De bevolking heeft genoeg van dertig jaar economische stagnering, wijdverbreide corruptie en een gebrek aan basale openbare voorzieningen.
Sinds het einde van de burgeroorlog (1975-1990) is de politieke macht in Libanon zorgvuldig langs sektarische lijnen verdeeld. De president is een maronitische christen, de premier een soenniet en de parlementsvoorzitter een sjiiet. Die regeling heeft decennialang voor een wankele interne vrede gezorgd. Maar het bracht ook een systeem met zich mee waarin hoge posities in de politiek op basis van religie werden verdeeld. Daardoor ontstond een cultuur van vriendjespolitiek waarin de top zich verrijkte, ten koste van vooral de onderlaag van de Libanese samenleving.
Niet voor niets staat Libanon momenteel derde op de lijst van landen met de hoogste schuldenlast ten opzichte van het bruto binnenlands product – na Japan en Griekenland. De helft van de overheidsinkomsten gaat op aan rentebetalingen.
Wederopbouw
Overigens zijn die problemen niet geheel aan wanbeleid en corruptie van de opeenvolgende regeringen te wijten. De kosten van wederopbouw, zowel na de burgeroorlog als na de conflicten die Hezbollah in naam van het Libanese volk met Israël uitvocht, trokken vanzelfsprekend ook een zware wissel op de economie. Bovendien heeft Syrië tijdens de bezetting van Libanon miljarden aan de economie van zijn buurland onttrokken.
Hoe gevaarlijk is de huidige situatie?
Enerzijds gaan de protesten dwars door alle sociale en religieuze scheidslijnen heen. De economische malaise creëert ogenschijnlijk een eenheid onder de bevolking die er tientallen jaren niet is geweest. Maar de onderlinge spanningen liggen heel dicht aan de oppervlakte. Dat bleek bijvoorbeeld deze week, toen sjiitische knokploegen een kamp van betogers in Beiroet aanvielen. De politie greep nauwelijks in.
Als er niet snel een daadkrachtige regering komt, die zich aan de oude elite weet te ontworstelen, kunnen de huidige protesten gemakkelijk in sektarische onrust omslaan. Met alle mogelijke gewelddadige gevolgen van dien.
Hoe nu verder?
Demissionair premier Hariri heeft al aangegeven dat hij bereid is een volgend kabinet te vormen. De vraag is echter of de Libanese bevolking daar genoegen mee neemt. Een betoger verwoordde het gevoel van de burgers deze week kernachtig: „We hoeven geen nieuwe regering met oude namen.”
Mogelijk probeert Hariri een nieuwe ministersploeg te vormen die vooral uit technocraten bestaat. Die zal echter voor de grote uitdaging staan om het land uit een moeras van dertig jaar diep te trekken. Dat ziet Hariri ook wel in. „We hebben een grote schok nodig om deze crisis het hoofd te bieden”, verklaarde hij deze week. De vraag is of de sektarische scheidslijnen tegen zo’n schok bestand zijn.