Door westerse ideeën wordt Afrika opnieuw gekoloniseerd
De afgelopen jaren zijn rijke westerse landen en donoren eigenlijk met een herkolonisatie bezig zijn: ze handelen vanuit de misplaatste overtuiging dat ze weten wat het beste is voor Afrikaanse gezinnen: meer abortus en anticonceptie en minder moederschap. In de meeste gevallen heeft het Afrikaanse volk hier helemaal niet om gevraagd.
Er zijn onmiskenbare tekortkomingen in Afrika, zoals een tekort aan banen en scholing. In totaal zijn er ongeveer 96 miljoen jonge mensen in sub-Sahara Afrika die op school zouden moeten zitten, maar daar niet zitten. Dat is een garantie voor levenslange armoede.
Er is ook een tekort aan schoon drinkwater. De voormalige (inmiddels overleden) secretaris-generaal van de Verenigde Naties Kofi Annan verklaarde op een Wereldmilieudag dat „watergerelateerde ziektes verantwoordelijk zijn voor 80 procent van alle ziekten en sterfgevallen in de ontwikkelingslanden.” Als dit waar is, moet dit alle discussies over hulp domineren.
Maar wat is de ”Afrikaanse behoefte” geworden die de internationale discussies domineert? Die van de ”seksuele en reproductieve gezondheid en rechten”, en die wordt gefinancierd in het kader van de populatieprogramma’s.
Dit was vroeger niet zo. Daarom heb ik gezocht naar de oorzaak van de opkomst van deze ideologie. Ik kwam uit bij een bijeenkomst in september 1994 van de Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling (ICPD) van de VN, in Caïro. Duizenden afgevaardigden van regeringen, VN-agentschappen en ngo’s waren daar bijeen. Hier werden de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten omgedoopt tot ”mensenrechten”. Dit legde voor internationale donoren de basis om de belangrijkste leveranciers van anticonceptiemiddelen en -apparaten in arme landen te worden, omdat de VN er specifiek op aandrongen dat de internationale gemeenschap „onmiddellijk een efficiënt coördinatiesysteem en wereldwijde, regionale en subregionale faciliteiten zou opzetten voor de aanschaf van voorbehoedmiddelen en andere middelen die essentieel zijn voor reproductieve gezondheidsprogramma’s van ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie.”
Sinds 1994 zien veel donorlanden de gezinsplanning in ontwikkelingslanden als een humanitaire crisis en hebben ze de uitgaven op dit gebied fors verhoogd. Veel meer dan de investeringen in onderwijs, water, sanitair en gezondheidszorg. Buitenlandse hulpprojecten weerspiegelen zo meer de ideeën van de donoren dan de noden van de ontvangers.
Abortus
Hoe abortus ook wordt omschreven, het heeft áltijd een negatieve ondertoon. Dit komt omdat onze mensen abortus altijd hebben beschouwd als een directe aanval op het menselijk leven in het meest kwetsbare stadium. We zien abortus ook als een aanval op kostbare bloedlijnen die generaties verbinden. Pas toen ik naar de westerse wereld was verhuisd, realiseerde ik me dat er manieren zijn om de term abortus te ontsmetten, door het eufemistisch te definiëren als ”het recht om te kiezen”, ”zwangerschapsafbreking” of ”verwijdering van product van conceptie.”
Ik was eens bij enkele VN-evenementen van de Commission on the Status of Women. Ze waren georganiseerd door westerse landen en men wilde bewerkstelligen dat abortusrechten universeel zouden worden, aldus de ”Verklaring van Brussel”. Ik weet niet wat mij hier het meest choqueerde. De neerbuigendheid jegens de culturele waarden van honderden miljoenen mensen in de Derde Wereld, de minachting voor de miljoenen mensen die geloven in de heiligheid van het menselijk leven in elke fase, of de totale minachting voor soevereine naties die pas in de laatste halve eeuw onafhankelijk werden.
Abortus is voor ons Afrikanen een directe aanval op onschuldig en kwetsbaar menselijk leven. Misschien zijn we geneigd om ons tegen abortus te verzetten omdat het veilig op de wereld brengen van gezonde baby’s in Afrikaanse landen moeilijker is dan in ontwikkelde landen. Misschien zijn Afrikanen dankbaarder voor elke zwangerschap en elke geslaagde bevalling, omdat ze een dieper bewustzijn hebben van de kostbaarheid en onzekerheid van het leven.
Helaas houden donoren meestal nauwelijks rekening met Afrikaanse culturele opvattingen en waarden. Ze zien ontwikkelingslanden als een vacuüm, dat gevuld moet worden met hun ideeën. Nog verontrustender is dat ze ons benaderen vanuit een superioriteitsgevoel. Dit is de ongemakkelijke dynamiek van het hedendaagse ideologische kolonialisme. Ik pleit daarom voor buitenlandse hulp waarbij de stemmen van de ontvangers en hun echte behoeften centraal staan. Ideologische dékolonisatie zal onze echte onafhankelijkheid uitmaken.
De auteur is een in Groot-Brittannië wonende, Afrikaanse biomedisch wetenschapper. Ze richtte Culture of Life Africa op. Daarmee wil ze misvattingen over Afrika in de westerse wereld rechtzetten.