Visser ’t Hooft van de Wereldraad van Kerken wilde geen oecumene zonder waarheid
De waarheidsvraag was voor dr. W. A. Visser ’t Hooft, de eerste secretaris-generaal van de Wereldraad van Kerken, fundamenteel voor de eenheid van de kerk. „Het kon in de oecumene niet gaan om een compromis of om elkaar de ruimte gunnen. Relativisme en syncretisme lagen voortdurend op de loer.”
Dat stelt dr. Jurjen Zeilstra in zijn proefschrift ”Visser ’t Hooft, 1900-1985. Een leven voor de oecumene” (uitgeverij Skandalon, De Bilt), waarop hij woensdag aan de Vrije Universiteit Amsterdam promoveerde. Zeilstra is historicus en theoloog en is als predikant verbonden aan de protestantse Regenboogkerk in Hilversum.
Visser ’t Hooft begon zijn carrière in de oecumenische jeugdbeweging. Van 1948 tot 1966 was hij secretaris-generaal van de Wereldraad van Kerken, die in 1948 werd opgericht en waarvan het 70-jarig bestaan twee weken geleden werd herdacht.
De Wereldraad moest, zo vond Visser ’t Hooft, uitgroeien tot een spirituele bron. „Voor hem stond de geestelijke vernieuwing voorop”, aldus Zeilstra. „De kerken waren gelouterd uit de oorlog gekomen en konden nu met open ogen in de wereld staan. Zij konden door hun betrokkenheid een wezenlijke bijdrage leveren aan een nieuwe spirituele fundering van de samenleving.”
Visser ’t Hooft zag de kerk als bouwsteen voor de oecumene, aldus Zeilstra. „Er waren in de twintigste eeuw ook andere oecumenische bewegingen, zoals de vredesbeweging, maar voor Visser ’t Hooft moest juist de kerk het tegengif bieden voor allerlei desastreuze ontwikkelingen in de samenleving. De kerken waren voor hem te zeer naar binnen gericht en gefocust op het zielenheil van individuen.”
Visser ’t Hooft kwam op voor het Woord van God, maar ook voor de consequenties van de Bijbelse boodschap voor het maatschappelijk leven, aldus de promovendus. „Juist vanwege dat appèl vond hij aansluiting bij de idealen van de toenmalige christelijke studentenbeweging. Toen hij actief werd in de Wereldraad lag het netwerk al voor hem klaar. Velen uit de christelijke studentenbeweging zijn terechtgekomen op verantwoordelijke posities in kerk en samenleving.”
Accentverschuiving
Er vond tijdens het leven van Visser ’t Hooft een accentverschuiving plaats in de christelijke geloofsbeleving: van zorg om individueel heil naar solidariteit en aandacht voor gerechtigheid en vrede. Principieel weigerde hij het een tegen het ander uit te spelen. Zeilstra: „Theologisch hield hij vast aan de vruchtbaarheid van de verbinding, die hij als een hoge opdracht van God zelf beschouwde. Wat hem betrof was horizontale vooruitgang zonder verticale oriëntatie onmogelijk. Het geheim van het christelijk geloof was volgens hem dat de mens hierin centraal staat, juist doordat God in het middelpunt staat.”
Visser ’t Hooft was niet van plan om in de Wereldraad de zending in te ruilen voor de interreligieuze dialoog. „Hij betreurde het dat de christelijke zending steeds vaker werd afgewezen, onder meer door intellectuele voorstanders van universele verdraagzaamheid.”
Visser ’t Hooft is een van de groten in de oecumene, zo vindt Zeilstra. „Ik ben historicus en geef geen waardeoordeel over de zogenoemde helden van weleer. Visser ’t Hooft was iemand met grote kwaliteit, een mannetjesputter, maar toch ook weer een autoritair figuur die niet altijd even goed kon luisteren.”
Het werd de Wereldraad-secretaris in de jaren zestig duidelijk dat de secularisatie doorzette. „Met name jongeren gingen de Wereldraad als verouderd beschouwen. Het gesprek over de theologisch onderbouwde en institutionele eenheid van de kerk leek een nieuwe generatie steeds minder te interesseren. Visser ’t Hooft miste de aansluiting bij ontwikkelingen van de moderne tijd in zijn blijvend verzet tegen secularisme en syncretisme. Hij zag te weinig de positieve aspecten daarvan, zoals toegenomen mondigheid en zelfredzaamheid.”
Tot zijn verdriet zag hij hoe het christocentrisch karakter van de oecumenische beweging steeds meer werd losgelaten en het begrip oecumene steeds breder werd ingevuld door openheid richting andere religies.
Visser ’t Hooft heeft veel bereikt, maar zijn leven kende uiteindelijk ook een bepaalde tragiek, aldus Zeilstra. „Hij probeerde uit alle macht aansluiting te vinden bij de moderne tijd, maar dat lukte hem steeds minder. Veel jongeren zagen de institutionele waarde van Wereldraad en kerk niet meer in. De ervaringskant van mensen, de emancipatie van de vrouw, de invloed van kerken uit derdewereldlanden, het einde van de klassieke westerse zending, dat waren zaken waar Visser ’t Hooft geen overtuigend antwoord op had. Maar hij hield moed. Hij ging tot het eind van zijn leven op een inspirerende wijze door, hield boeiende speeches, kwam ook met nieuwe inzichten. Maar het grote publiek sprak hij steeds minder aan.”