Drink
Psalm 23:2
„Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtkens aan zeer stille wateren.”
Men moet Gods dierbare beloften aangrijpen. Men moet om hun vervulling aanhouden, men moet werkelijk als het ware zijn kruik houden onder de wateren des heils, die van Hem af stromen, opdat Hij die vervult. Eindelijk moet men ook drinken. Dat is: de begeerte van zijn ziel nu werkelijk stillen, en zijn hart met de krachten van de Heilige Geest doordringen, verkwikken en bevredigen laten, om met David te kunnen zingen: „De Heere is mijn herder, mij zal niets ontbreken. Hij voert mij zachtkens aan zeer stille wateren, Hij verkwikt mijn ziel” (Psalm 23).
Welaan dan, treedt dan zo toe, u allen, die met de vuile wateren der zondige begeerlijkheden uw dorst nog lest, en die de ongerechtigheid indrinkt, zoals een dorstige het water. Hoort u niet hoe Gods Zoon in de aangehaalde woorden uit alle kracht roept: „Zo iemand dorst, die kome tot Mij!” Dit zijn de woorden van de Zaligmaker Die uw zaligheid begeert. Laat die woorden toch niet vergeefs in uw oren klinken. Ziet, om uwentwil heeft Hij Zich laten slaan en verwonden. Hij heeft voor u de Geest der genade door een bloedig lijden verworven. Hij laat u daartoe in Zijn Evangelie vrij en zonder geld uitnodigen. Komt, komt, eer u in uw zonden sterft en in die staat geraakt waarin de gloeiende tong wel dorst genoeg gevoelen, maar geen druppel water tot zijn verkoeling krijgen zal.
Johann Jakob Rambach, theoloog in Giessen (”Voorbeeld en tegenbeeld”, 1763)