God en Mens
Handelingen 2:21
„En het zal zijn dat een iegelijk die de Naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden.”
De gewichtigste vraag voor een mens is deze: „Kunt u uzelf verlossen daardoor, dat u het weer beter maakt?” Het antwoord zal altijd zijn: „Ik maak voor de Heere God geen zaak recht, ik kan niets beter maken. Eerder vind ik, hoe meer ik zoek, des te meer stof en vuil in de schuilhoeken van mijn hart!” Het heilig worden gaat zo toe dat men in zichzelf steeds zondiger, steeds armer wordt, dat hoe ouder men wordt, men immer zwakker wordt. Dan blijft er geen andere grond over dan Christus Jezus, onze wijsheid, onze rechtvaardigheid, onze heiligmaking en onze volkomen verlossing. Van deze Christus hebben wij vast te houden dat waar geen schepsel ons verlossen kan, en wij onszelf niet kunnen verlossen, wij er Eén nodig hebben Die waarachtig en rechtvaardig Mens is, en nochtans sterker dan alle schepselen. Dus: tegelijk waarachtig en eeuwig God met de Vader en de Heilige Geest. Bij de profeet Joël lezen wij: „God zegt: En daarna zal het geschieden dat Ik Mijn Geest zal uitgieten.”
H. F. Kohlbrugge, predikant te Elberfeld
(”Preken”, 1896)